Psychologie zonder vuur en overtuiging
Dat in Nederland een introductie in de godsdienstpsychologie is verschenen, is op zich verheugend nieuws. De laatste jaren is de academische aandacht voor de psychologie van de religie in Nederland zeker toegenomen, maar een toegankelijke Nederlandstalige inleiding in dit vakgebied ontbrak tot nu toe.
Joke van Saane heeft in die lacune voorzien. Het betreft een toegankelijk, een compleet en een actueel boek, wetenschappelijk verantwoord, maar niet academisch van toon.
Het mag dapper genoemd worden om een boek op dit gebied te schrijven, want het terrein ligt vol voetangels en klemmen. Het getuigt helemaal van moed als het dan ook nog een overzichtswerk betreft. De psychologische studie van de godsdienst is immers een delicaat terrein, waarbij bijna onvermijdelijk ofwel de godsdienst in diskrediet gebracht wordt, ofwel de wetenschappelijke attitude betwijfeld mag worden.
De auteur echter kiest voor een nogal absenteïstische benadering. Zij is weliswaar degene die de kennis bij elkaar brengt en de informatie ordent, maar verder blijft ze tamelijk afwezig. Ze presenteert het materiaal zonder het ter discussie te stellen; zonder het kritisch te bevragen ook.
Door het gehele boek heen is de toon neutraal te noemen. Ook kritische geluiden van anderen worden slechts op een rapporterende manier beschreven. Daarmee treedt Van Saane in de onafzienbare stoet van auteurs die vanuit een louter functionalistische benadering naar psychologische verschijnselen kijken. Of het nu gaat om rituelen, om zingeving, om fundamentalisme, om gebed of om godsdienst en gezondheid, het enige dat de psychologie te bieden lijkt te hebben, is een ordening van verschijnselen en een signalering van correlationele verbanden.
Zo bezien lijkt gebedsgenezing te werken, maar dan wel alleen voor wat genoemd wordt ‘vage’ klachten; en zo lijkt godsdienst bevorderend te zijn voor de gezondheid, maar slechts dan wanneer twijfel toegestaan is, en is gebed effectief, onder voorwaarde dat de bidder er oprecht in gelooft, zoals in de medische wereld placebo’s alleen werken als men echt denkt dat het medicatie betreft.
Het boek is overzichtelijk opgebouwd. In deel 1 wordt in een tweetal hoofdstukken het veld gedefinieerd en een zeer beknopte geschiedenis geschetst. In deel 2 wordt stilgestaan bij de psychologische aspecten van diverse religieuze verschijnselen, zoals gebed, bekering, godsbeelden, religieus geweld en de werking van symbolen. In het laatste deel passeren verschillende basistheorieën de revue. De beschrijvingen kloppen. De auteur zelf blijft echter de objectiverende buitenstaander en daarmee wordt de lezer in zijn neiging tot verdiepende vragen en kritische opmerkingen alleen gelaten. Het boek komt mij voor als een reisverslag uit de tweede hand of als een gids die een land beschrijft dat hij zelf niet heeft gezien.
Onlangs heeft Gerard Visser, filosoof aan de Universiteit Leiden, in zijn filosofisch essay over de ziel gezegd dat de ziel gestorven is aan de illusie van zijn kenbaarheid. Hetzelfde lijkt in deze bundel te gebeuren met de godsdienst. De theorieën gaan wel over godsdienstige praktijken, maar lijken die praktijken tegelijk uit te hollen – en weten daardoor niet echt te raken.
Als mensen hebben we te maken met de fundamentele onbegrijpelijkheid van het leven. We worden geboren en we sterven. Ondertussen zoeken we onze weg, waarbij we schuld op ons laden, momenten meemaken van intense vreugde, en het fundamenteel tekort van het menselijk bestaan ervaren. De godsdienstpsychologie van Nederlandse bodem heeft een rijkdom aan publicaties voortgebracht die studie maken van en woorden geven aan het menselijk antwoord op deze existentiële grondnoties.
De diverse titels van bekende werken geven aan hoe dit vakgebied betreden dient te worden met eerbied en voorzichtigheid. Zo schreef dr. H. M. M. Fortmann een studie met de titel ”Als ziende de onzienlijke” en publiceerde dr. J. Weima zijn werk onder de titel ”Reiken naar oneindigheid”. Dr. H. Faber deed een boek het licht zien met als titel ”Cirkelen om een geheim” en dr. A. Vergote gaf zijn werk de titel ”Bekentenis en begeerte in de religie”. Meer recent publiceerde dr. J. A. van Belzen zijn historisch overzicht van de godsdienstpsychologie in Nederland onder de naam ”Psychologie en het raadsel van de religie”.
Het boek dat Joke van Saane schreef, heeft als titel ”Religie is zo gek nog niet”. Wat mij betreft breken de auteur en de uitgever hierdoor met een traditie van diepgang en sensitiviteit. Deze titel getuigt van een gebrek aan besef dat het bij godsdienst gaat om de diepste betrokkenheid van de mens en om de zoektocht naar antwoorden op uiteindelijke vragen, en verraadt een objectiverende en functionalistische benadering van godsdienst, zonder die wezenlijk van binnenuit te begrijpen.
Daarmee is deze introductie in de godsdienstpsychologie een psychologie zonder vuur en zonder overtuiging, met voldoende wetenschappelijke distantie, maar met een tekort aan een intrinsiek verstaan.
De auteur is werkzaam als psycholoog en doceert psychologie van mens en organisatie aan de Christelijke Hogeschool Ede.
Religie is zo gek nog niet. Een introductie in de godsdienstpsychologie, Joke van Saane;
uitg. Ten Have, Kampen, 2010, ISBN 978 90 259 5948 7; 270 blz.; € 22,50.