„Geestelijke beleving natuur heilzaam”
Hoe natuur- en milieuvriendelijk zijn de grote godsdiensten? En wat merk je daar concreet van? Een serie artikelen over het verband tussen religie en natuurbehoud in diverse landen. Vandaag deel 7 (slot): de roeping van de kerk in Europa.
De Amerikaanse historicus Lynn White gaf in 1966 zijn beruchte lezing over de historische wortels van de ecologische crisis. White legde de vinger bij Genesis 1:26 en 28, waarin de mens als rentmeester over de schepping –de flora en fauna– wordt aangesteld. Die opdracht zou volgens White tot een houding hebben geleid van menselijke superioriteit over de natuur, tot een ‘bulldozer-mentaliteit’, waarmee de mens denkt groen licht te hebben gekregen voor het kaalplukken van de natuur ten eigen bate.
De boodschap van White was dat de ecologische crisis zal voortduren zolang het christelijke denken over de mens als heerser over de natuur het westerse denken blijft domineren.
Michael Northcott, hoogleraar christelijke ethiek aan de universiteit van Edinburgh (Groot-Brittannië), is ervan overtuigd dat Whites kritiek niet klopt. „Als Genesis zo’n kwalijke rol heeft gespeeld, waarom gedroegen christenen zich dan de eerste duizend jaar als milieu-vriendelijke bewoners van deze aarde?” Met name christenen in de Vroege Kerk leefden volgens hem veel duurzamer dan latere generaties geloofsgenoten. Ze hadden zicht op de schepping als symbolische ruimte, zagen de natuur als uiting van Gods grootheid. In feite was er sprake van een door en door geestelijke beleving van de natuur.
In de late middeleeuwen verandert dat als gevolg van de opkomst van moderne wetenschap en technologie. Het brengt een vooruitgangsgeloof op gang waarvoor ook groepen christenen vallen: het leek nu immers mogelijk het paradijs op aarde te vestigen. „Geloof in aardse vooruitgang ging gepaard met secularisatie van de natuur, in die zin dat de natuur ook door christenen als zuiver stoffelijk werd gezien, en niet meer als schouwspel van Gods glorie.”
Northcott denkt dat de 16e-eeuwse Reformatie aan dat proces van het ontwijden van de natuur heeft bijgedragen. „De Reformatie concentreert zich immers op het Woord van God, waarbij de geestelijke beleving van de natuur, en iets van de heilige levenswandel in de omgang met die natuur, verschraalde.”
Dat betekent wel dat een belangrijke boodschap in de Schrift wordt genegeerd, vindt Northcott. „Als God na de zondeval zegt dat de aarde doornen en distels zal voortbrengen, dan is er dus sprake van een direct ecologisch gevolg van een geestelijke ontwikkeling.” Ook elders in de Bijbel is dat verband volgens hem terug te vinden. Northcott noemt teksten uit Jesaja en Jeremia, waarin wordt aangekondigd dat wie Gods wet verbreekt het land (de aarde) tegen zich krijgt. Verder wijst hij op de psalmen, die vol staan met symbolisch spraakgebruik over de natuur. In plaats van zulke teksten louter poëtisch te lezen of in overdrachtelijke zin te vertalen, zouden christenen er goed aan doen er een authentiek Bijbelse beleving van de natuur in te zien, die navolging verdient.
Northcott geeft toe dat ook Calvijn, ondanks de seculariseringseffecten van ‘zijn’ Reformatie, bleef spreken over de natuur als „schouwspel van Gods glorie.”
De eeuw van Azië
Hoogleraar Michael Northcott zegt „niet vrolijk” te worden van de natuur- en milieudenkbeelden die in het continent van de 21e eeuw, Azië, bestaan en die voortkomen uit het taoïsme en het confucianisme, het hindoeïsme, het shintoïsme en het boeddhisme. Ondanks dat er veel animisme in deze religies zit opgesloten, dus dat er sprake is van vergoddelijking van de natuur, is er daar al tientallen jaren sprake van een enorme kaalslag in de natuur. Als voorbeeld noemt hij Japan, dat eerst een groot deel van zijn eigen bos voor commerciële doeleinden heeft gekapt en nu bezig is de bossen in buurlanden te exploiteren.
Ook van het hindoeïsme zal het verlossend effect op natuur en milieu niet komen, denkt Northcott. „Het centrum van zuiverheid en reinheid vind je in hindoetempels en in de woningen van hindoes zelf; daarbuiten is alles onheilig. Vandaar ook dat de omgeving er zo’n rommel is. Toen christelijke zendelingen de confrontatie met het hindoeïsme aangingen, begonnen ze al gauw met het schoonmaken van de openbare ruimte.” Volgens de Brit zal ook in deze ‘eeuw van Azië’ een belangrijke rol zijn weggelegd voor de christelijke gemeente, „mits die de Bijbelse invulling van natuur- en milieubescherming herontdekt.”