Drugshandel Servië lam na moord op premier
Drugs zijn schaars geworden in Belgrado sinds de moord op premier Zoran Djindjic drie weken geleden. De politie pakt de Servische onderwereld keihard aan, en dat werpt vruchten af. Voor de verslaafden is de ineenstorting van het aanbod een ramp: ziekenhuizen en afkickcentra worden overspoeld door mensen met ontwenningsverschijnselen.
„Vroeger hadden we wekelijks 560 patiënten met ontwenningsverschijnselen, nu zijn dat er meer dan 900”, zegt dokter Jasna Daragan Saveljic van het Ziekenhuis voor de Behandeling van Drugsverslaving in Belgrado. Door de verminderde aanvoer zouden de prijzen verdubbeld zijn, tot 85 euro voor een gram heroïne en 230 euro voor een gram cocaïne.
Het succes van de strijd tegen de drughandel heeft nog andere vervelende neveneffecten. Verslaafden gaan wanhopig op zoek naar vervanging: het aantal inbraken bij apotheken is sterk gestegen.
Er leven 30.000 geregistreerde drugsgebruikers in Belgrado; volgens de gezondheidsinstanties lopen er nog eens evenveel onbekende verslaafden rond.
De acties tegen de drughandel van de laatste weken hebben alles te maken met de brutale moord op premier Djindjic op 12 maart. De Servische politie beschuldigt de Zemun-clan -een van de belangrijkste misdaadsyndicaten in het land- ervan achter de aanslag te zitten. Djindjic moest volgens de politie geliquideerd worden omdat hij de strijd aanging met de georganiseerde misdaad, die onder het regime van Slobodan Milosevic in de jaren negentig de vrije hand kreeg.
De leiders van de Zemun-clan zouden uit de paramilitaire eenheden komen die strijd leverden in Bosnië en Kroatië; later werden ze in de Servische politie geïntegreerd. De Zemun-clan zou schatrijk geworden zijn met de drugshandel in de Balkanregio.
Bij de recente politieacties zijn meer dan 4000 mensen gearresteerd. Volgens de nieuwe premier, Zoran Zivkovic, werd ook de volledige boekhouding van de Zemun-clan in beslag genomen, „met complete lijsten van leveranciers, dealers, hoeveelheden, en andere details.” Uit die documenten en verdere ondervragingen blijkt dat hele families deelnamen aan illegale activiteiten: ouders, broers en zussen, echtgenotes en vriendinnen werden ingeschakeld als ’zakenpartners’, bemiddelaars, helers en verdelers. Vrouwen verhandelden drugs, fungeerden als chauffeur voor familieleden en verstopten wapens en drugs in hun huizen.
Volgens hoogleraar psychologie Dragan Popadic vonden de betrokkenen hun illegale activiteiten „heel normaal”; hij vraagt verder onderzoek naar dit „verschijnsel van sociale pathologie.”
Milan Mitrovic, hoogleraar sociologie aan de universiteit van Belgrado, schrijft het fenomeen toe aan „de vernietiging van waarden onder de abnormale omstandigheden van de jaren negentig.” Voor veel mensen telde toen enkel het overleven, op welke manier dan ook. Smokkel kon door de sancties die tegen Joegoslavië waren afgekondigd een fortuin opbrengen, en de heling van geplunderde goederen leek ook aanvaardbaar. Het regime van Milosevic liet misdadigers ongestraft en stimuleerde op die manier de toenemende normvervaging. Volgens Mitrovic „konden enkel families met een strikt waardesysteem en een grote zelfbeheersing die verleidingen weerstaan”, en „zal het tien jaar of zelfs een generatie duren voordat de normale waarden in de Servische maatschappij hersteld zijn.” Daartoe moet het nieuwe regime dan wel duidelijk stelling tegen de misdaad blijven nemen.