„Secularisatie geen gevaar voor giften”
Zo’n beetje de gehele top van fondsenwervend Nederland was donderdag aanwezig tijdens de presentatie van het tweejaarlijkse onderzoek naar het geefgedrag van Nederlanders. Op de leiders van de reformatorische geldwervers na.
Een omissie, want het symposium ”Geven in Nederland” was niet oninteressant. Al was het maar door het bericht dat bedrijven zich steeds bewuster worden van hun maatschappelijke taak.
De socioloog drs. R. Bekkers baarde opzien met zijn bevinding dat hervormden en gereformeerden veel meer geven aan goede doelen, ook voor niet-christelijke doeleinden.
De verklaring zoekt de Utrechtse wetenschapper niet in het feit dat christenen wekelijks krijgen voorgehouden dat het zaliger is te geven dan te ontvangen. Hij verklaart de gulheid vooral vanuit een praktische oorzaak. „Gereformeerden worden gemiddeld 2,3 keer per week gevraagd voor een gift of vrijwilligerswerk. Bij een onkerkelijke is dit slechts één keer.”
Secularisatie werd door de donderdagmiddag aanwezige, veelal neutrale organisaties even als een bedreiging ervaren. De beste particuliere geldgever is namelijk vooral protestant en 65-plusser. Ook rooms-katholieken geven meer dan onkerkelijken. Kerkelijke jongeren en mensen van middelbare leeftijd geven eveneens meer dan hun seculiere leeftijdsgenoten.
Als mensen van hun geloof afvallen, verandert dan ook hun geefgedrag? Bekkers: „Gelukkig blijven kerkverlaters geven. Dat is in de opvoeding meegegeven en werkt nog heel lang door.”
Wat gebeurt er als iemand nooit meer in de kerk komt? Bekkers hoopt dat de steeds hogere opleiding van de Nederlander de positieve invloed van de (afnemende) kerkelijkheid op het geven van gelden zal vervangen. Hij trekt daarbij de vergelijking met het vrijwilligerswerk. Daarin zijn hoogopgeleiden het actiefst. „Dat verklaart waarom het vrijwilligerswerk niet zwaar in problemen is gekomen.”
Cynisch concludeerde symposiumvoorzitter prof. mr. S. Dijkstra van de VU dat hij „als gereformeerde wel snapt waarom gereformeerden aan het eind van hun leven zo veel aan de kerk geven.”
Seculiere geldwervers kunnen nog altijd tweederde van hun geld uit kerkelijke hoek verwachten. Mocht deze stroom hetzij door secularisatie, hetzij door het wegvallen van een generatie opdrogen, dan dient een andere mogelijkheid zich aan: bedrijven die zich in toenemende mate bewust worden van hun verantwoordelijkheid voor de samenleving, het zogenoemde maatschappelijk ondernemen.
Dit biedt vooral mogelijkheden voor zorg, cultuur en onderwijs, stelt prof. dr. Th. Schuyt, onderzoeksleider van Geven in Nederland. Bedrijven zijn bezig met het ontwikkelen van een „strategische filantropie.” Ambtenaren en politici hebben echter nog moeite met dit gedrag, dat zij als inmenging zien. „De politiek van Amstelveen viel over een plan van een groot aantal bedrijven die gemeente om geld te stoppen in het plaatselijk onderwijs.”
Geldwervende instanties in zorg, cultuur en onderwijs moeten eveneens nog wennen aan hun nieuwe rol. Als positief voorbeeld noemde Schuyt de directeur van de gerenommeerde London School of Economics. „Deze is 80 procent van zijn tijd bezig met netwerken, waarmee hij 80 procent van zijn onderzoeksgeld binnenkrijgt.” Inmiddels hebben vier van de vijf academische ziekenhuizen professionele fondsenwervers in dienst en doen ook alle algemene ziekenhuizen hieraan.
Ook prof. dr. W. van de Donk, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, gaf aan dat de derde geldstroom voor onderwijs en onderzoek en scholen op gang komt, naast de overheids- en particuliere gelden. Zo start de farmaceutische industrie in Duitsland een eigen hartstichting, naast de bestaande. Ook wees hij op het ontstaan van privé-scholen.
Van de Donk hekelde de nog steeds toenemende bureaucratisering in de zorg. „De thuiszorg in Rotterdam heeft een keur aan bv’tjes om zich heen gebouwd. Alleen politici hebben daarmee een probleem, maar Rotterdam heeft geen wachtlijsten. In ziekenhuizen maken managers zich wel druk om de diagnose-behandelcombinatie en ISO-certificering, maar de dokter heeft niets meer te vertellen. Daardoor vermindert het vertrouwen in de organisatie.”
Overigens gaf Schuyt aan te werken aan de „gaten” in het onderzoek: de bedragen van de legaten betreffen alleen de gegevens van de organisaties met een keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving. Van de vermogensfondsen krijgt het onderzoek nog steeds maar mondjesmaat informatie. Wel is Schuyt een onderzoek gestart om inzicht te krijgen in bijdragen van Marokkanen en Turken aan organisaties voor algemeen maatschappelijk nut.
Ook gaf hij aan dat de vermeende sterke stijging van het sponsorbedrag van bedrijven de afgelopen jaren niet zo sterk is als zijn onderzoek doet vermoeden. De resultaten over 1993, toen het onderzoek begon, en 1995 waren onvoldoende compleet.