Geestelijke strijd van de christen
De laatste decennia is er in toenemende mate sprake van belangstelling voor de puriteinen. Er verschijnen vele herdrukken van hun werken, maar er wordt ook onderzoek gedaan naar de puriteinen. Ds. De Koeijer onderzocht hun geestelijke strijd en promoveerde onlangs op dit onderwerp.
Velen wensen tegenwoordig de puriteinen als een gids te gebruiken met betrekking tot de praktijk van het geestelijke leven. Dat zien we aan de vele herdrukken van puriteinse werken die in de Engelstalige wereld verschijnen. Maar ook in Nederland vinden dergelijke heruitgaven nog altijd aftrek.
Daarnaast is er sprake van wetenschappelijke bestudering van de puriteinen. Er zijn verschillende invalshoeken, die overigens niet altijd strikt van elkaar zijn gescheiden. Zo is er aandacht gevraagd voor de sociale en politieke componenten van het puritanisme, terwijl in andere studies juist het theologisch-spirituele element overheerst. Dat het laatste de meeste aandacht krijgt, is in overeenstemming met het zelfverstaan van de puriteinen.
Het jongste Nederlandstalige proefschrift dat aan de puriteinen is gewijd, is dat van R. W. de Koeijer, predikant van de hervormde gemeente binnen de Protestantse Kerk in Nederland te Putten. Dr. De Koeijer richt zich niet op één persoon, maar behandelt een thema en wel dat van de geestelijke strijd. Een belangrijk thema bij de puriteinen, maar uiteindelijk ook een klassiek christelijk thema.
Dr. De Koeijer heeft een selectie uit de puriteinse geschriften gemaakt; iets wat gezien de overstelpende hoeveelheid geschriften niet anders kan. Zijn selectie is naar mijn overtuiging een gelukkige. Dat hij begint met William Perkins als de vader van het piëtistisch piëtisme spreekt voor zich. Hij eindigt bij John Bunyan. Deze niet-academisch gevormde prediker heeft door de grote literaire kracht van een aantal van zijn allegorische geschriften al in zijn eigen tijd een grote impact gehad. Na de Great Ejection in 1662 komt de diversiteit in kerkelijke visie tussen de puriteinen duidelijk naar voren. Een enkeling bleef binnen de Anglicaanse Kerk. Onder degenen die er buiten kwamen te staan bevonden zich zowel presbyterianen en congregationalisten als baptisten. Alle varianten komen in de selectie die dr. De Koeijer heeft gemaakt aan bod. Hij onderstreept dit gegeven niet heel nadrukkelijk. Dat had hij wat mij betreft best mogen doen.
Uit de beschrijving die hij van de diverse auteurs geeft, blijkt dat de onderlinge overeenstemming veel groter is dan de verschillen. Verschillen moeten eerder vanuit karakterologische en in het geval van Bunyan literaire motieven worden verklaard dan vanuit theologische factoren. Wel laat de beschrijving van dr. De Koeijer zien dat de auteurs soms andere accenten leggen. Terecht wijst hij erop dat vooral Owen de betekenis van de geloofsomgang met de Drie-enige God een plaats heeft in de tekening van de strijd van de gelovige.
Bij alle puriteinen is de strijd van de gelovigen naar klassiek christelijke visie een strijd tegen de wereld, de duivel en het eigen ik. Bij allen valt ook op hoezeer teksten uit de brieven van Paulus een plaats hebben in hun tekening van de strijd van de gelovige. Meerdere puriteinse geschriften waarin de geestelijke strijd van de christen wordt besproken, zijn expliciet op een tekst of passage uit een van de brieven van Paulus gebaseerd. Dat laat zien dat de puriteinen geestelijke erfgenamen zijn van de Reformatie, een beweging die niet in de laatste plaats als een paulinisch reveil kan worden getypeerd. Bij Owen merkt dr. De Koeijer op dat in zijn tekening van de strijd van de gelovige de objectieve realiteit van het gestorven en opgewekt zijn met Christus een minder grote plaats heeft dan het subjectieve. Deze waarneming staat echter niet los van het feit dat dr. De Koeijer slechts een drietal werken van Owen bespreekt. Had hij ook ”The Dominion of Sin and Grace” in zijn onderzoek betrokken, dan had dit tot een iets voorzichtiger formulering geleid. Ook uit Owens commentaar op de brief aan de Hebreeën blijkt hoezeer de band met Christus in de hemel bepalend is voor het leven en daarmee ook de strijd van een gelovige.
Hoezeer de puriteinen ook overtuigd waren van de ernst van de strijd van de gelovigen, nog zekerder wisten zij op grond van de leer van de predestinatie verbonden met die van de volharding der heiligen dat de eindoverwinning zeker is. Ootmoed en zekerheid sluiten elkaar dan ook niet uit. Dat lag, zo laat dr. De Koeijer zien, in de laatmiddeleeuwse vroomheid anders. Wat mij betreft had hij hier nog expliciet aandacht geschonken aan Augustinus. Die leert immers wel de uiteindelijke zaligheid der uitverkorenen, maar ontkent dat een christen hier op aarde volstrekte zekerheid van zijn verkiezing kan hebben. In de lijn van de Reformatie gaan de puriteinen hier boven Augustinus uit.
Dr. De Koeijer laat zien dat het voor de puriteinen geen twijfel leed dat de satan een objectieve realiteit is. Zonder dat zij de relatie tussen hekserij en de satan geheel van de hand wezen, is het bepaald niet de activiteit van de satan die bij hen op de voorgrond staat. Integendeel, de satan wordt getekend als een verleider; een verleider die tot hoogmoed en wereldgelijkvormigheid, maar vooral tot wanhoop poogt te brengen.
De geschriften van de puriteinen waren niet in de laatste plaats bedoeld ter bemoediging en tot onderwijs van zwakgelovigen. De puriteinen zijn daarbij bevreesd geweest voor goedkope troost. Dat wil niet zeggen dat zij geen troost boden. Een troost die gebaseerd is op Gods beloften en die nooit losstaat van de kenmerken van genade. Terecht laat dr. De Koeijer zien dat in de aandacht voor deze beide aspecten de blijvende betekenis ligt van de puriteinen.
Geestelijke strijd bij de puriteinen. Een spiritualiteit-historisch onderzoek naar Engelse puriteinse geschriften in de periode 1587-1684, R. W. de Koeijer; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2010; ISBN 978 90 336 0893 3; 447 blz.; € 34,90.