Fischer wil desnoods kopgroep binnen EU
De Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, vindt dat desnoods een beperkte groep EU-lidstaten alvast moet beginnen met een echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
Hij verklaarde dit donderdag in de zakenkrant Handelsblatt. Het onderwerp komt aan de orde binnen de conventie die zich buigt over de toekomstige opzet van het verenigd Europa. Het krijgt momenteel veel aandacht omdat de kwestie Irak heeft gezorgd voor diepe verdeeldheid op het bewuste terrein.
De bewindsman verwees naar de ervaringen met het Schengen-akkoord over het opheffen van de binnengrenzen in de Unie voor het verkeer van personen en goederen. Daar deed aanvankelijk ook slechts een gering aantal landen aan mee. Eenzelfde gang van zaken is denkbaar in de sfeer van de defensie- en de buitenlandse politiek.
„Als het niet gaat met z’n allen, moet eventueel een kleine groep het voortouw nemen, buiten de verdragen om”, betoogt Fischer. België, Duitsland en Frankrijk, alle drie tegenstanders van de oorlog in de Golfregio, kondigden onlangs al aan dat zij eind volgende maand afzonderlijk overleg zullen voeren over deze problematiek.
Bondskanselier Schröder benadrukte donderdag in het parlement dat Duitsland en Frankrijk nog steeds de motor zijn van de Europese integratie. De goede samenwerking tussen die landen noemde hij „een van de weinig welkome ontwikkelingen in de huidige situatie.”
Daaraan voegde hij toe: „Maar het is ook duidelijk dat we zonder nauwe contacten met Groot-Brittannië en de andere lidstaten niet bij machte zullen zijn om de internationale verantwoordelijkheid te dragen die terecht van ons wordt gevraagd.”