Kunst van oud-katholieken
ZUTPHEN – Wie alle Mariabeelden, schilderijen met hosties, processies en altaren en afbeeldingen van gekruisigde Christusfiguren over het hoofd wil zien, vindt in oud-katholieke kerken nog een keur aan hoogstaande kerkelijke kunst, zoals notenhouten preekstoelen, historische orgels, bibliotheken, kerkstoelen en kruispootkabinetten.
Vrijdagmiddag werd in Museum Catharijneconvent te Utrecht het boek ”Oud-katholieke kerken; drie eeuwen verborgen erfgoed van een eigenzinnige geloofsgemeenschap” (uitg. Walburg Pers, Zutphen) gepresenteerd. De auteur, freelancejournaliste Lia Schade van Westrum, beoogt met haar rijk geïllustreerde boek het erfgoed en de traditie van oud-katholieken toegankelijk te maken. Ze wil de vaak verborgen kunstschatten in oud-katholieke kerken de waardering geven die ze verdienen.
Het boek begint met een korte inleiding over het verborgen kerkleven van de katholieken na de Reformatie, en een uitleg over het verschil tussen oud-katholiek en rooms-katholiek. In de zeventiende eeuw woedde er niet alleen een felle strijd tussen remonstranten en contraremonstranten, maar ook tussen oud-katholieken en rooms-katholieken. Katholieken struikelden vooral over de vermeende controverse in de genadeleer: is de mens afhankelijk van goddelijke genade voor het eeuwig heil, of kan men dat door een nette levenswijze zelf verdienen?
De strijd tussen de protestanten werd beslecht op de Dordtse Synode van 1618-1619. Bij de katholieken smeulde het conflict nog een aantal jaren door, tot 1640. Na vele jaren van geharrewar ontstond de Oud-Katholieke Kerk, die zich met name op de dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en de onbevlekte ontvangenis onderscheidde van de Katholieke Kerk uit Rome. Oud-katholieken wezen de ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk –met een groeiend pauselijk gezag– af. Zij baseren zich op de leer van de ongedeelde kerk uit de eerste tien eeuwen, waarmee de toevoeging ”oud” in de naam is verklaard.
In een ”ten geleide” schrijft aartsbisschop van Utrecht dr. J. A. O. L. Vercammen over de „eigenzinnigheid” van oud-katholieken, die er vooral mee te maken zou hebben dat zij „het geloof midden in het leven en in de wereld” plaatsen.
Wie een oud-katholiek kerkgebouw binnentreedt, komt daar de vorige generaties tegen, schrijft Vercammen. „Ook al hebben kerkgebouwen de nodige veranderingen ondergaan door de jaren heen, toch vindt men er de verbondenheid met de traditie terug in de kunstwerken die het gebouw ‘aankleden‘. En als men bij het vieren van de liturgie, die niet traditioneel is in de conservatieve zin van het woord, historisch vaatwerk gebruikt, dan ervaart men gelijk dat geloof inderdaad al biddend en vierend van generatie op generatie doorgegeven wordt. Geloof is als het leven zelf: mensen geven het aan elkaar door terwijl God er het geheim van is.”
In het boek ”Oud-katholieke kerken” worden twintig kerken uitgebreid voor het voetlicht gehaald. Vijf daarvan hebben nog het voorkomen van een schuilkerk, zoals de boerderijkerk te Krommenie. Daar, in de Hoofdstraat, gaat achter een rustieke Zaanse gevel een plaatje van kerk schuil.