Tante Agaath bespaart belasting
Bram Cornelissen
Sparen en beleggen lijken in beginsel de twee meest voor de hand liggende opties te zijn om vermogen te laten renderen. Er zijn meer manieren.
Eén ding is zeker: Een belastingplichtige met vermogen dient jaarlijks in box 3 van de inkomstenbelasting (inkomen uit sparen en beleggen) belasting te betalen over de gemiddelde waarde van zijn vermogen minus de gemiddelde waarde van zijn schulden. Sommige vermogensbestanddelen zijn echter (gedeeltelijk) vrijgesteld van belastingheffing.
Behalve sparen en beleggen zijn er meer manieren om vermogen te laten renderen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om vermogen aan te wenden voor de aanschaf van een vakantiehuis of kunst. Ook kan een belastingplichtige ervoor kiezen een startende ondernemer financieel een handje te helpen door het verstrekken van een lening.
In beginsel betaalt een belastingplichtige over zijn vermogen dus belasting in box 3 van de inkomstenbelasting. Naast het heffingsvrije vermogen (20.661 euro per persoon, 41.322 euro voor fiscale partners) heeft de wetgever in de wet echter een aantal vermogensbestanddelen genoemd waarover een belastingplichtige geen belasting hoeft te betalen. Dit zijn over het algemeen vermogensbestanddelen waarvan de wetgever heeft gezegd dat ze een belangrijke bijdrage leveren aan het maatschappelijk leven en daarom zijn vrijgesteld.
In de wet zijn onder meer de volgende vermogensbestanddelen vrijgesteld van belastingheffing in box 3:
Bos- en natuurterreinen en landgoederen (onbebouwd en vallend onder de Natuurschoonwet);
Voorwerpen van kunst en wetenschap die niet als belegging worden aangehouden;
Rechten op kapitaalsuitkeringen of prestaties uit levensverzekeringen en/of rechten op kapitaalsuitkeringen die uitsluitend plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval;
Maatschappelijke beleggingen tot een maximum van 55.145 euro per persoon (het gaat hierbij om beleggingen in erkende groenfondsen en sociaal-ethische beleggingen in aangewezen fondsen);
Spaarloonregelingen of premiespaarregelingen tot een bedrag van 17.025 euro per persoon;
Beleggingen in durfkapitaal tot een maximum van 55.145 euro per persoon.
Durfkapitaal
Vaak wordt bij beleggen gedacht aan het houden van aandelen in grote beursgenoteerde ondernemingen. Bij beleggingen in durfkapitaal is dit anders: het gaat daarbij om het beleggen in of geld uitlenen aan startende ondernemers (de ”Agaathlening”). Ook beleggingen in cultuurfondsen en cultuurprojecten kunnen worden vrijgesteld als durfkapitaal.
Als een belastingplichtige een bedrag aan een startende ondernemer –die bijvoorbeeld een eenmanszaak begint– wil uitlenen, heeft hij onder bepaalde voorwaarden recht op een vrijstelling. Deze vrijstelling is maximaal 55.145 euro per persoon (voor fiscale partners in totaal 110.290 euro). Per saldo betaalt een belastingplichtige hierdoor minder inkomstenbelasting in box 3. De voorwaarden zijn:
Er moet sprake zijn van een geldlening aan een startende ondernemer die een onderneming drijft als natuurlijke persoon, ofwel in de bv-vorm. Of iemand een startende ondernemer is, hangt bij natuurlijke personen af van het recht op de zelfstandigenaftrek;
De lening moet een geregistreerde achtergestelde lening zijn met een looptijd van minimaal acht jaren. De overeenkomst –dit hoeft geen notariële akte te zijn– moet in een openbaar register in de zin van de Registratiewet worden ingeschreven. Dit register wordt door het ministerie van Financiën bijgehouden;
In de leningsovereenkomst moet zijn opgenomen dat de lening dient ter financiering van bestanddelen die tot het verplichte ondernemingsvermogen van de startende ondernemer behoren.
Kwijtschelding
Behalve op de vrijstelling in box 3 van de inkomstenbelasting heeft de belastingplichtige ook recht op een extra heffingskorting van 1,3 procent over het gemiddelde bedrag dat als durfkapitaal is vrijgesteld. Verder geldt dat als de belastingplichtige een verlies lijdt op dit kapitaal, dit verlies in bepaalde gevallen –bijvoorbeeld bij kwijtschelding van een achtergestelde lening door faillissement van de startende ondernemer– in mindering mag worden gebracht op het inkomen van de belastingplichtige in box 1 (inkomen uit werk en woning). Dit kan dan tot een bedrag van 46.984 euro per beginnende ondernemer.
Om een verlies in mindering te mogen brengen, dient overigens wel een verzoek bij de Belastingdienst te worden ingediend.
Belastingplichtigen kunnen ook besluiten geld uit te lenen via een lening aan of aandeel in een door de Belastingdienst aangewezen participatiemaatschappij. Een dergelijke maatschappij neemt de administratie uit handen van de belastingplichtige en kan behulpzaam zijn bij het vinden van een startende ondernemer. Ook in die gevallen geldt een vrijstelling in box 3 tot een bedrag van 55.145 euro per persoon of 110.290 euro voor fiscale partners.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl