Nieuwe methode bij identificatie Tripoli
DEN HAAG – De slachtoffers van de vliegtuigramp in de Libische hoofdstad Tripoli worden geïdentificeerd met behulp van een nieuwe methode van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Het instituut liet gisteren weten gebruik te maken van software waarmee de stambomen van de slachtoffers in kaart gebracht kunnen worden, zodat de DNA-profielen met elkaar kunnen worden vergeleken.
Bij de ramp zijn in een aantal gevallen ouders en kinderen samen verongelukt, aldus het NFI. Het kan daardoor zijn dat er geen levende eerstegraadsbloedverwanten meer zijn van wie DNA-materiaal kan worden afgenomen om een vergelijking te maken. Met de nieuwe software, die het NFI samen met de Radboud Universiteit Nijmegen heeft ontwikkeld, kan het identificatieteam ook gebruikmaken van materiaal van verwanten die verder van een slachtoffer af staan.
„Het identificatieproces wordt zo aanzienlijk versneld”, aldus het NFI.
Nabestaanden van slachtoffers van de vliegramp kunnen sindssgisteren voor informatie over steun en opvang terecht op internet. De website ivc-vliegramptripoli.nl dient als informatie- en verwijscentrum.
Dat heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken gisteren laten weten. Op de website staat informatie over praktische en juridische, maar ook geestelijke zaken waar nabestaanden en andere directbetrokkenen tegen aan kunnen lopen. Er komt ook een forum waar ze ervaringen kunnen uitwisselen.
Volgens scheidend voorzitter Joustra van de Raad voor de Journalistiek leidt het interview met de 9-jarige overlevende Ruben in De Telegraaf niet tot nieuwe regels over privacy van slachtoffers na rampen. „Discussie over de berichtgeving is goed, maar hoofdredacties zijn heel goed in staat eigen normen vast te stellen”, aldus Joustra gisteren. Het Telegraafinterview wekte veel weerstand op.