Predikant moet weer durven confronteren met ongeloof
Predikanten moeten mensen weer durven confronteren met het feit dat zij niet geloven in de Zoon van God, betoogt prof. dr. A. van de Beek. Vrijdagochtend sprak hij op een conferentie voor predikanten van de Gereformeerde Bond in Elspeet. Een samenvatting.
Ik ben lang aan het zoeken geweest bij welk aspect van de cultuur ik mijn lezing moest inzetten. Elke keer als ik ergens begon, liep dat op niets uit.
Uiteindelijk besefte ik dat ik aan de andere kant moest beginnen. De prediking moet niet belicht worden vanuit de cultuur, maar de cultuur vanuit de prediking.
Maar dan moeten we vooral goed nadenken over wat die prediking is. Daar zit denk ik het diepste probleem van de crisis in de prediking en dus in het kerkelijke leven: dat we niet kritisch met de prediking omgaan.
Wie dingen wil verkopen die de moeite niet waard zijn, moet veel investeren in pr. Dan moet de reclame het doen. Maar als je iets hebt te brengen wat echt belangrijk is, hoef je geen reclamecampagne op te zetten en hoef je je ook niet te bekommeren hoe je het precies zegt. De boodschap zelf is voldoende.
De dood is overwonnen. Wie gelooft het? Heeft het meer impact dan het zoveelste verhaal over een afslankmiddel? Zo is het toch met Pasen? Bij de koffie wordt meer gepraat over de kat van de buren die is doodgereden dan over Jezus Die uit de dood is opgestaan. Bij de koffie op Pinksteren gaat het meer over de dronken jongens die gisteravond de straat onveilig maakten dan over de Heilige Geest Die een nieuwe schepping in het leven roept.
Te gek om waar te zijn
Moeten we niet eerst beginnen om weer te geloven dat Gods daden, waarvan de Schriften getuigen, inderdaad waar zijn? Niet dat dan ineens ieder zal geloven. Maar we zijn dan zelf verlost van die vraag hoe het Evangelie past in onze cultuur. Voor elke cultuur is de boodschap te gek om waar te zijn. Maar wij prediken wat we gehoord hebben als woorden van het eeuwige leven.
Wat is dan die boodschap? Naar mijn oordeel kan dat niets anders zijn dan wat Paulus al als de samenvatting van zijn werk zag: „Ik heb mij voorgenomen niets te weten onder u dan Jezus Christus en Hem gekruisigd.”
Het gaat dus om de verkondiging van Christus als de Gekruisigde. Het kruis is een executiewerktuig. Kruisiging is oordeel. Jezus is gekruisigd om onze zonden. Als prediking verkondiging is in de kracht van de Heilige Geest, dan is het prediking over Hem vanuit Wie de Geest spreekt en Die zo de wereld overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. In het zicht van de gekruisigde Christus is ons leven geoordeeld.
Werkelijkheid
Er is geen andere redding mogelijk dan die waarheen zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus wijst: dat ik niet van mijzelf ben, maar het eigendom van Christus. Beide horen samen: van Christus zijn betekent dat je jezelf hebt verloren. Je verliest je eigen identiteit, je verliest je leven in een nieuw leven, dat niet anders is dan een gestadig sterven aan jezelf. Dat is de enige troost in het leven en het sterven beide: dat ik mijn identiteit ben kwijtgeraakt en mijn identiteit ontvangen heb in Christus.
Vanuit dit perspectief kunnen we zinnig praten over prediking in de hedendaagse cultuur – en tegelijk ontdekken hoe moeilijk het is om in deze cultuur het Evangelie van Christus te brengen. De hedendaagse cultuur is immers precies andersom georiënteerd: zij gaat niet om verlies van identiteit, maar om zelfbevestiging.
Hebben mensen er eertijds naar gejaagd om vroom te leven en daarna om goed te leven, nu jaagt men naar alles wat men wil, niet het goede, maar het gewenste. Wat zijn de onderwerpen die het doen? Dat zijn sport, reizen, spelletjes, moderne muziek, internet. Wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben, is dat ze ons weghalen uit de gewone werkelijkheid.
Onder dit zoeken van verstrooiing zit in wezen een diepe verachting van de werkelijkheid. Mensen willen weg uit hun werkelijkheid.
Wat moeten we in deze cultuur nog met: „Dit is het dierbaar bloed van Christus, dat vergoten is tot een volkomen verzoening van al uw zonden”? Als postmoderne mensen het avondmaal vieren, kunnen ze niets meer met de instellingswoorden. Dan kunnen ze het alleen nog vieren als een agapemaaltijd: waar je de liefde viert die als een roze wolk over een leeg leven trekt – als een van de verstrooiingsmomenten die het leven uit de sleur van het zinloze bestaan halen.
Zonde en genade, Jezus Christus en Hem gekruisigd voor onze zonden – het staat allemaal ver af van de moderne mens. Dat is niet alleen buiten de kerk het geval, maar ook binnen de kerk. De moderne religiositeit kan slechts religie consumeren. Alleen wat ik fijn vind, wat mij aanspreekt, wat mij inspireert, is belangrijk.
Confrontatie
We kunnen in de prediking twee wegen gaan: we kunnen zo preken dat het in lijn ligt met de hedendaagse mens of we kunnen de confrontatie aangaan. Het eerste gebeurt daar waar bevestiging van behoeften aan troost of inspiratie centraal staat. Dat is veelal het geval waar de evangelische invloed groot is.
Niet alleen de prediking verliest daardoor diepgang, maar allerlei liederen uit bundels die niet verankerd zijn in de kerkelijke traditie versterken de oppervlakkigheid. Het spreekt mensen aan, maar juist daarom heeft het ook niets te zeggen.
We kunnen ook de veel moeilijker weg gaan: opnieuw duidelijk maken wat het betekent dat Christus stierf aan het kruis om onze zonden, en dat niet alleen om bevrijd te worden van een paar problemen die we hebben of maakten, maar om bevrijd te worden van onszelf, als zondaar.
De confrontatie is dat zij niet geloofd hebben in de Zoon van God. De dwaasheid van de prediking van de gekruisigde Christus brengt mensen tot de vraag: Wat moeten we doen? Hij is de ontdekking van zonde en vergeving ineen. Want in Zijn Naam is er vergeving van zonden – dat is de voor hedendaagse mensen vreemde boodschap. Vroeger noemde men dat ontdekkende prediking – ik zou nu zeggen confronterende prediking, maar het is een en hetzelfde.
We hoeven daarbij niet alles zo te zeggen als vroeger. Zondebewustzijn preek je niet aan door een moreel beroep. Meer dan ooit zal juist de verkondiging van de gekruisigde Christus mensen tot inkeer moeten brengen. Wie hecht aan traditionele woorden of vormen moet zich afvragen of hijzelf wel weet waarover het gaat. Als Christus als de Gekruisigde ons bekend is, dan kunnen we over Hem en Zijn betekenis in gewone hedendaagse taal spreken.
Ook allerlei andere vormen zoals kleding en tijdsbesteding doen er niet toe, net zo min als het type muziekinstrument of de melodie in de dienst, noch naar de ene noch naar de andere kant. Daarin zit het christen-zijn niet. Christen-zijn is een nieuw leven in Christus. Dat vraagt wel een leven van navolging, niet omdat we nieuwe regels willen stellen, maar omdat we zó denken als past bij ons zijn in Christus, Die Zichzelf ontledigd heeft tot de dood. Zo achten wij de ander belangrijker dan onszelf in een liefde die niemands gevoel kwetst en liever zelf schade en onrecht lijdt.
Dat betekent ook dat we ons niet met verhitte hoofden overgeven aan verheerlijking van kracht en succes in de sport, zoals Tertullianus al zegt, of allerlei andere idolen nalopen.
Abortus
Het zou wel eens heel confronterend kunnen zijn als we in de prediking weer eens gingen nadenken over de dingen die in de vroege christenheid van belang waren voor het christelijke leven in vergelijking met nu. Dan gaat het niet over zelfbevestiging en erkenning, maar om overgave tot de dood. Dan gaat het niet over wat er op het gebied van politiek en wetgeving geregeld wordt. Dat is allemaal secundair.
Het gaat allereerst om het christelijke leven. In plaats van een campagne tegen abortus of euthanasie te beginnen, moeten we als christenen zo leven dat abortus of euthanasie onbestaanbaar zijn. In dat patroon hoorde in de Vroege Kerk ook de afwijzing van militaire dienst voor christenen. Mensen voelen zich bedreigd en willen zich te weer stellen. Maar gij geheel anders: gij hebt Jezus Christus aangedaan. We hoeven niet voor ons behoud te vechten, want we zijn behouden in leven en sterven beide.
We moeten het in de prediking weer aandurven om die dingen te zeggen die confronterend zijn: confronterend voor mensen die van zonde niet meer willen weten én confronterend voor mensen die een ogenschijnlijk solide christelijke wijze van bestaan voor ogen hebben, die echter slechts onze eigen vorm van zelfhandhaving is.
Deze laatste confrontatie –met wat we denken dat christen-zijn is– kon in onze kringen wel eens de hardste zijn, maar als we die confrontatie aandurven, zou dat ongetwijfeld meer mensen raken dan de aanpassende prediking vol compromissen die nu dreigt.
De auteur is hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en aan de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika.