Een talenman en een mensenmens

Gepokt en gemazeld in de houthandel stond hij de laatste zes jaar van zijn arbeidzame leven voor de klas. Bij zijn afscheid van het Hoornbeeck College, vorige week, werd hij geprezen om zijn vaderrol op school. Het geheim van zijinstromer Wim de Jong? „Behandel leerlingen alsof het je kinderen zijn.”

Evert van Dijkhuizen
28 May 2010 07:14Gewijzigd op 14 November 2020 10:43
Het geheim van zijinstromer Wim de Jong? „Behandel leerlingen alsof het je kinderen zijn.” Foto RD, Anton Dommerholt
Het geheim van zijinstromer Wim de Jong? „Behandel leerlingen alsof het je kinderen zijn.” Foto RD, Anton Dommerholt

Anderen stoppen op hun 60e met werken of zijn op z’n minst aan het afbouwen. Zo niet Willem Anton de Jong in het Utrechtse Kockengen. Hij begon op die leeftijd nog aan een compleet nieuwe werkkring: het onderwijs. „Ik werkte als inkoper bij houthandel Jongeneel in Utrecht. Het bedrijf groeide en groeide en ik moest cursussen gaan volgen om de ontwikkelingen bij te benen. Ik had er geen zin meer in. Mijn directeur zei: Je hebt groot gelijk.”

De Jong zat koud thuis of een vriend op het dorp, werkzaam aan het Hoornbeeck College in Amersfoort, vroeg hem Duits en Engels te komen geven. „Beide talen zijn voor mij geen enkel probleem. Voor Engels had ik een cursus op universitair niveau gevolgd en Duits was de taal waarin ik bij Jongeneel veelvuldig zaken deed.”

De Jong hoefde niet lang over het aanbod na te denken. „Ik zat tien jaar in het bestuur van de Jan de Bakkerschool in Woerden, was erg geïnteresseerd in onderwijs en dacht: dit is mijn kans om er zelf te gaan werken. Omdat ik geen onderwijsbevoegdheid had, ben ik aan de Universiteit van Amsterdam gaan studeren voor mijn pedagogiek- en didactiekaantekening. Ook moreel gezien vond ik dat gewenst tegenover collega’s die jaren voor leraar hadden gestudeerd. Zo kon ik iedereen recht in de ogen kijken.”

Vanaf het begin voelde De Jong zich als een vis in het water op school. Zijn aanpak was in meerdere opzichten onorthodox. „De eerste les sloot ik een contract met de klas. Ik liet de leerlingen tien geboden en tien verboden bedenken. Vervolgens heb ik die gekopieerd en uitgedeeld. Eén exemplaar lag in m’n bureaula. Als er iets vervelends in de klas gebeurde, hoefde ik alleen maar mijn la open te trekken en te zeggen: Jongens, dit strijdt met onze gedragsregels. Het werkte.”

Veel energie stak De Jong in de relatie met zijn leerlingen. „Je moet ze behandelen alsof het je kinderen zijn. Liefde is de basis van elke vertrouwensrelatie. Ik zeg niet dat andere leraren geen liefde hebben, maar probeer het ook uit te stralen. In Psalm 133 staat: „Waar liefde woont, gebiedt de Heere de zegen.” Dat is waar. Ik heb nooit ordeproblemen gehad. Jongens kwamen na afloop van de les naar me toe om te praten: over hun eigen vragen, problemen. Ik ben daar altijd serieus op ingegaan. Dat hoorde ik terug bij mijn afscheid. Verschillende leerlingen bedankten mij voor de persoonlijke aandacht.” Hij voegt eraan toe: „Begrijp me goed: het gaat niet om mij. Niet ons, o Heere, niet ons, maar Uw Naam geef eer.”

Wat is uw advies aan jonge collega’s?

„Wees eerlijk, open en toon ook je zwakte. Ik liet een nieuwe klas altijd na het eerste kwartaal de afgelopen periode evalueren. Dan vroeg ik: Hebben jullie ook verbeterpunten voor mij? Dat waren ze niet gewend. En aan het begin van het schooljaar liet ik ze een vragenlijstje invullen: naam, kerkgenootschap, ga je wel of niet naar catechisatie, hobby’s, waarom zit je op deze school en: Toen ik hier voor het eerst binnenkwam, dacht ik… Collega’s stonden soms met hun oren te klapperen, maar ik deed dat om vertrouwen te winnen.”

De cursus psychosociale hulpverlening die De Jong ooit volgde, kwam hem goed van pas. „Als ambtsdrager –eerst diaken, daarna ouderling– kwam ik in aanraking met nood in gezinnen. Dat was op school niet minder. En als vader van acht kinderen maak je ook het nodige mee. Jongeren behoeven meer zorg dan wij denken. Ze komen nogal eens liefde en aandacht te kort, omdat wij, ouders, het zo druk hebben.

We zeggen vaak: Ach, de jeugd van tegenwoordig, maar ik zou ervan willen maken: Ach, de ouders van tegenwoordig. Het is ook mijn probleem. Ik weet dat ik m’n kinderen tekort heb gedaan, omdat ik zo druk was met allerlei dingen. We moeten meer om onze kinderen heen staan, vaker een hand op hun schouder leggen. Ze hebben daar recht op. Ook in de kerk. De catechisatie is voor mij dé plaats om jongeren persoonlijk te leren kennen.”

Na afloop van een lezing houdt De Jong wel eens een enquête om jongeren achter hun vestje te kijken. „Ik heb ze onder andere gevraagd: wat vind je van het huisbezoek? Tachtig procent antwoordde negatief: huisbezoek is alleen maar eenrichtingsverkeer. Dat moet ambtsdragers te denken geven. Als ik zelf op huisbezoek ga, begin ik met algemene vragen. Hoe gaat het met je? Hoe is het op school? Pas daarna begin ik over het geestelijke. En van een diaken heb ik geleerd om eerst een psalm met elkaar te zingen.”

Bent u een mensenmens?

„Ik probeer me te verplaatsen in anderen. Ik ben ooit begonnen bij de Koninklijke Marine; was in die periode veel in het buitenland. Gibraltar bijvoorbeeld, of Nieuw-Guinea. Als ik daar was, probeerde ik altijd in contact te komen met de plaatselijke bevolking. Daardoor heb ik leren relativeren. De wereld bestaat uit meer soorten mensen dan ons soort mensen.”

Wat betekent die conclusie voor u als ouderling in de oud gereformeerde gemeente van Utrecht?

„Dat ik probeer de dingen in het juiste perspectief te zien. Dat ik graag het gesprek aanga, ook met andersdenkenden, en dan probeer in gewoon Nederlands iets uit te leggen van de Bijbelse boodschap. Ik merk dan vaak interesse. Dat geldt ook richting onze eigen jongeren: als je helder en duidelijk bent in je taalgebruik, zonder te kort te doen aan de boodschap, willen ze best luisteren.”

Uw gemeente komt elke zondag samen in de Ambachtstraat, hartje Utrecht. Een klein kerkje in een grote stad.

„Tja, een gemeente van goed tachtig leden. Niet meer dan een hutje in de komkommerhof. Daar ben ik wel eens verwonderd over. In augustus hopen we weer een eigen voorganger te krijgen: de heer A. F. R. van de Veen uit Groenekan. Mijn schoonvader, ds. W. Kamp, was onze laatste predikant. Hij vertrok in 1969. Toen we Van de Veen beriepen, wist ik al dat hij zou komen. De Heere heeft het me laten zien vanuit Psalm 115, onder andere met de woorden: „Hij zal zegenen de kleinen met de groten.” Ik heb het voor mezelf gehouden. Pas toen Van de Veen het beroep had aangenomen, heb ik het hem verteld. Wonderlijk met welke tekst hij aan Utrecht is verbonden: „Ik heb veel volks in deze stad”. Als ik dat op me laat inwerken, denk ik: Wat zou de Heere daarmee voorhebben?”

Hoe probeert u als kleine christelijke gemeente iets te betekenen in de grote geseculariseerde stad?

„Door open en gastvrij te zijn. Enkele jaren geleden hadden we geregeld een paar drugsverslaafden in de kerk. En we hebben een zwerver over de vloer gehad: lang haar, bloed op z’n hoofd, vies. Toen hij voor het eerst binnenkwam, schoof een meisje uit de gemeente helemaal naar het hoekje van de bank, bang als ze was. Die keer daarna op catechisatie heb ik een verhaal verteld dat begon met: „Er was eens een kerk waar een zwerver binnenkwam…” Het meisje begreep het direct en kreeg een rood hoofd. Ik heb er met de jongeren over gepraat. Ook zwervers zijn welkom in de kerk. In Utrecht zijn we daar inmiddels aan gewend, maar als ik zoiets in Barneveld vertel, kijken de mensen me verbaasd aan.”

Net zo onorthodox als hij op school was, is De Jong dat in de kerk. „Ik geef catechisatie aan jongeren van 16 jaar en ouder. Dat doe ik om de beurt bij mensen thuis. We beginnen om halfacht met koffie. Om acht uur geeft degene waar we zijn een psalm op en leest een stukje uit de Bijbel. Daarna begint de catechisatie. Het wordt maar zo half tien, kwart voor tien. Over betrokkenheid gesproken!”

Die aanpak is modern voor oud gereformeerde begrippen.

„Inderdaad, we zijn op zo’n moment een soort huisgemeente. Samen rondom het Woord. Ik houd geen monoloog, maak er ook geen discussiegroep van, maar creëer wel ruimte voor gesprek.”

En Hellenbroek dan?

„Die is leidraad. Ik heb zijn vragenboekje voorzien van een toelichting: 350 pagina’s. Er komen telkens dingen bij. Daarvoor gebruik ik Bijbelcommentaren: Calvijn, Brakel, maar ook nieuwere. Er wordt vaak gezegd: Hellenbroek is moeilijk, te moeilijk. Ik ben het daar niet mee eens. Als je zijn vragen en antwoorden goed uitlegt en verbindt met deze tijd, herkennen jongeren er veel van. Hellenbroek is een rijke schat, meer dan menigeen denkt.”

Wel eens overwogen uw dictaat uit te geven?

„Het wordt inmiddels in verschillende gemeenten gebruikt. Maar omdat ik steeds nieuwe dingen ontdek, is het commentaar naar mijn gevoel nooit af.”

Studeren in de Bijbel, in de geloofsleer, vindt De Jong een must. „Ik ken een beetje de grondtalen. Voor Bijbels Hebreeuws heb ik een cursus gevolgd, Grieks heb ik mezelf geleerd. Ja, ik ben echt een talenman. Ik zou wensen dat onze voorgangers ook de grondtalen leerden. Studie is zó belangrijk als je de Bijbel moet uitleggen.”

Is de predikantenopleiding in uw kerkverband toereikend?

„Ik zie een ontwikkeling ten goede. Voorgangers leren meer dan vroeger hun tekst in de context van het Schriftgedeelte te plaatsen, dicht bij hun thema te blijven en in begrijpelijk Nederlands te preken. Als een predikant dat doet, spitsen jongeren hun oren. Naast de studie kunnen we natuurlijk nooit zonder het werk van de Heilige Geest.”

Mede op grond van zijn vele gesprekken met jongeren is De Jong het belang van jeugdavonden gaan inzien. „Drie keer per jaar besteden we een catechisatieavond aan een vrij onderwerp dat de jongeren zelf mogen opgeven. Daarnaast zijn we vier jaar geleden, op initiatief van de kerkenraad van Utrecht, begonnen met regionale jongerenavonden. Daar doen acht oud gereformeerde gemeenten en twee gereformeerde gemeenten in Nederland aan mee. Vijf keer per jaar komen de jongeren uit deze gemeenten bij elkaar. Komende maand spreekt Van Leeuwen uit Maartensdijk over beroepskeuze, een thema waar veel jongeren mee worstelen.”

Eén keer per jaar zit De Jong, samen met vertegenwoordigers van alle protestantse kerken in Utrecht, aan tafel met het bestuur van het plaatselijke CSFR-dispuut. „Ze vragen ons advies over allerlei zaken. Ook daarin willen we onze verantwoordelijkheid nemen. Soms komen er studenten van de CSFR bij ons in de kerk. Ik vraag ze wel eens: Hoe vond je het? Vaak zeggen ze: Wat ons opviel, is de ernst in de prediking. Ik ben blij met zo’n reactie.”

Wat vindt u van de stelling: Utrecht is geen doorsnee oud gereformeerde gemeente?

„Dat is vaker gezegd. Het heeft te maken met onze positie. We zijn net één grote familie, toch proberen we oog te hebben voor onze omgeving. Op dit moment denken we erover na hoe we meer kunnen doen aan evangelisatie. Daar hoeven we niet ver voor te gaan: we kunnen in de straten om de kerk blijven.

We zijn hier natuurlijk heel andere dingen gewend dan gemeenten op de Veluwe. Laatst kwam de wielerronde Giro d’Italia vlak langs onze kerk. De hele binnenstad was afgesloten. Soms moeten wij ontheffing vragen om toch met de auto bij de kerk te komen. En als je op een warme zondagmiddag door het centrum naar de kerk loopt, durf je je ogen amper open te doen. Toch zouden we hier niet weg willen als kerk. Ik geloof vast en zeker dat de Heere er iets mee voorheeft.”

Vorig jaar juni reisde De Jong naar de Filipijnen om namens het Hoornbeeck College contacten te leggen met een christelijk technisch college dat ooit ontstond uit het zendingswerk van Hudson Taylor. Inmiddels loopt er een e-mailproject in het Engels tussen leerlingen van de beide scholen. „Dat bezoek was een bijzondere ervaring. Een Filipijns meisje vroeg mij: „Kunt u vertellen wat de Heere Jezus voor u betekent? Ik wil Hem ook graag leren kennen.” Toen ik terug was in Nederland stuurde ze een mail: „Ik dank de Heere dat Hij niet alleen een God van blanken, maar ook van mensen met een andere huidskleur wil zijn.” Mooi hè?”


Levensloop De Jong

Willem Anton de Jong wordt in 1943 geboren in Maarsseveen. Hij komt uit een gezin met vijf kinderen. Zijn vader zit in de oorlog bij de ondergrondse en wordt na de bevrijding politieagent. De Jong brengt zijn jeugd door in Maartensdijk. In 1953 verhuist de familie naar Utrecht. Aanvankelijk werkt De Jong als seiner, codeur en telexist op een onderzeeboot van de marine. In 1966 wordt hij inkoper bij houthandel Jongeneel in Utrecht en in 2004 maakt hij de overstap naar het Amersfoortse Hoornbeeck College. De Jong, sinds 1979 kerkenraadslid in de oud gereformeerde gemeente van Utrecht, heeft acht kinderen en twaalf kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer