Cultuur & boeken

Schatzoekers in de woestijn

In de negentiende eeuw werd er in het Midden-Oosten intensief gezocht naar oude Bijbelhandschriften. De vondst van Konstantin von Tischendorf in 1859 is wereld­beroemd geworden.

dr. M. J. Paul
27 May 2010 19:36Gewijzigd op 14 November 2020 10:43
Foto Jiří Vomlel
Foto Jiří Vomlel

Dat geldt echter niet van de ontdekking door de Schotse tweeling Agnes en Margareth Smith in het orthodoxe klooster van Sint-Catharina in de Sinaïwoestijn. Zij vonden daar aan het eind van de negentiende eeuw een palimpsest, een Syrische tekst van de vier evangeliën, waar overheen een andere tekst geschreven was.

Janet Soskice, docente in Cambridge, heeft, na jarenlang speurwerk, de levensgeschiedenis van de tweeling, hun ontdekkingen en de problemen in de toenmalige weten­schappelijke wereld levendig uit de doeken gedaan.

Agnes en Margareth Smith groeiden op in een welgesteld, presbyteriaans milieu. Hun moeder stierf kort na hun geboorte, hun vader nam de opvoeding ter hand en stimuleerde talenstudie, waarbij hij beloofde dat ze op reis zouden gaan naar het land waarvan ze de taal kenden. Zo leerden zij Duits, Frans en Italiaans.

In 1866 overleed hun vader en daarna besloten de onder­nemende zusters (23 jaar oud) een uit­gebreide tocht over de Nijl in Egypte te maken, nog voor de opening van het Suezkanaal. Vanuit het gezichtspunt van de tweeling was hun vader nu in een beter land en was een langdurige rouwperiode iets voor mensen die niet geloofden in een toekomstig leven.

Tijdens hun reizen deinsden de zusters nergens voor terug. In hun lange rokken reden ze op kamelen of muilezels en beklommen ze de berg Sinaï. Ze sliepen op schepen, in tenten en op allerlei primitieve verblijfplaatsen en trokken on­vermoeibaar voort. Thomas Cook was al actief als reisorganisatie, maar de tweeling gaf er de voorkeur aan alles zelf te regelen. Terwijl iedereen om hen heen de vrouwen afraadde zonder mannelijke begeleiding te reizen, zagen zij in ieder probleem een uitdaging om te overwinnen. De moeilijkheden in Egypte overtuigden hen echter wel van het belang om de taal van het land te spreken. Daarom leerden ze zichzelf Grieks, Arabisch en Syrisch.

Beiden trouwden met een wetenschapper, waardoor ze in wetenschappelijke kringen thuis raakten, maar hun echt­genoten overleden reeds na enkele jaren huwelijk. De zussen hadden geen kinderen en besloten opnieuw op reis te gaan. In 1892 reisden ze naar het Sinaïklooster, wonnen het vertrouwen van de monniken die er woonden en kregen toegang tot de genoemde palimpsest.

Met behulp van een chemisch middel werden de oude, weg­geschraapte letters weer zichtbaar. De twee vrouwen maakten heel wat foto’s van het oude handschrift, die ze meenamen naar Cambridge. Op grond hiervan werd er een wetenschappelijke expeditie naar het klooster gestuurd, waarbij de tweeling aanwezig was, al hadden de zussen geen officiële wetenschappelijke opleiding.

Van het oorspronkelijke handschrift –met de evangeliën– werd vastgesteld dat het afkomstig was uit de vierde eeuw; de vertaling zou mogelijk teruggaan tot de tweede eeuw. De groep wetenschappers had nogal uiteenlopende belangen en de manier waarop de vondst in de pers verscheen, leverde heel wat wrijvingen op.

In 1894 verscheen de wetenschappelijke editie van het handschrift. Hierin ontbreekt het slot van het Evangelie naar Markus en waren er enige afwijkingen van de ”Textus receptus”, de teksttraditie waarop bijvoorbeeld de Statenvertaling en de King James Version zijn gebaseerd. Onder­zoeker R. Harris meende toen al dat de palimpsest wellicht gekopieerd was ten behoeve van de zogenoemde adoptionisten, christenen die meenden dat Jezus geboren was als mens zoals alle andere mensen, maar bij Zijn doop door Johannes de Doper tot een goddelijke staat was verheven, of ‘geadopteerd’.

Agnes en Margaret Smith catalogiseerden in het klooster ook alle Syrische en Arabische handschriften. De uitgave daarvan verscheen in de serie Studia Sinaitica. Gaande­weg werden de zusters beiden echte wetenschappers, waarbij ze ook het uitgeven van een teksteditie onder de knie kregen. De tweeling, grotendeels autodidact, ontving in Duitsland een eredoctoraat. In hun eigen stad Cambridge kon dat niet; daar waren vrouwen nog niet welkom aan de universiteit.

De vermogende zusters verzamelden en kochten via allerlei connecties manuscripten in het Midden-Oosten. Eén fragment bleek erg belangrijk te zijn: de Hebreeuwse tekst van het apocriefe boek ”Wijsheid van Jezus Sirach”, een geschrift dat tot dan toe slechts in het Grieks bekend was. Naar aanleiding daarvan werd de geniza (verzamelplaats van onbruikbaar geworden handschriften) van een oude synagoge in Caïro ontdekt.

De zusters financierden later het Westminster College voor de opleiding van presbyteriaanse predikanten in Cambridge.

Janet Soskice geeft een prachtig beeld van het victoriaanse tijdperk, van de wijze waarop in de negentiende eeuw wetenschap werd bedreven in Cambridge en van de grote belangstelling voor reizen naar het Midden-Oosten in die tijd. De beschrijving is zakelijk, maar de belevenissen zijn boeiend genoeg.


De tweeling van de Sinaï, Janet Soskice;
uitg. Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2010; ISBN 978 90 450 1525 5; 396 blz.; € 24,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer