Steekproef als stok voor slechtzienden
Opiniepeilingen: omstreden en onmisbaar. Wat heb je er eigenlijk aan? En kun je ervan op aan? Tien vragen en antwoorden.
Vooral in verkiezingstijd vliegen peilingen de kiezer om de oren. ’s Lands bekendste opiniepeiler, Maurice de Hond, publiceert normaliter wekelijks een steekproef. Hij heeft het tempo sinds gisteren flink opgeschroefd: tot aan de Kamerverkiezingen op 9 juni presenteert hij er dagelijks een.
Sinds wanneer worden er peilingen gepubliceerd?
Opiniepeilingen zijn ooit begonnen met het idee om op een wetenschappelijk verantwoorde manier inzicht te krijgen in de mening van de bevolking. Het Amerikaanse bedrijf Gallup zette het onderzoeksinstrument zo’n zeventig jaar geleden voor het eerst grootschalig in. Ook in Nederland worden veel peilingen gedaan. Op politiek gebied voornamelijk door Synovate, TNS NIPO en Maurice de Hond.
Wat heb je eraan?
Peilingen verschaffen politici, kiezers en media informatie over bijvoorbeeld de populariteit van politieke partijen. Omdat doorgaans duizenden mensen meedoen, kan hun mening in theorie representatief worden genoemd voor de hele bevolking.
Hebben peilingen invloed op politici?
„Elke politicus die beweert dat hij niet naar de peilingen kijkt”, schreef CDA-Kamerlid Omtzigt recent in een column, „is een beetje als iemand die zijn best doet om af te vallen, maar zegt nooit op de weegschaal te staan.” Politici gebruiken peilingen om te zien wat hun achterban vindt van bepaalde onderwerpen of om te weten hoe hun partij het doet in de kiezersgunst. Staat de partij er slecht voor, dan slaat doorgaans de paniek toe. Hoog staan in de peilingen levert bijvoorbeeld uitnodigingen op voor debatten. D66 is nu een kleine partij, maar omdat ze er in de peilingen goed voor staat, mag D66-leider Pechtold relatief vaak komen opdraven.
En beïnvloeden peilingen kiezers ook?
Verondersteld werd dat kiezers zich liever associëren met een partij die er in de peilingen goed voor staat dan met een partij die steeds terrein verliest. Wetenschappers hebben die theorie echter onderuitgehaald. Invloed hebben de peilingen wel op een andere manier, volgens de Leidse bijzonder hoogleraar kiezersonderzoek Joop van Holsteyn. Strategische stemmers gebruiken de peilingen om uit te vinden welke coalitie er mogelijk uit de bus kan komen. De strategische kiezer die hierin een ongewenste uitkomst leest, kan alsnog besluiten zijn stem aan een andere partij te geven, in de hoop de bakens te verzetten.
Klinkt handig, maar toch liggen peilingen onder vuur. Waarom?
Opiniepeilers vragen de deelnemers gewoonlijk op welke partij ze zouden stemmen als er nú verkiezingen zouden zijn. Probleem is echter dat veel mensen pas twee dagen voor de verkiezingen of in het stemhokje hun uiteindelijke keus bepalen. Die mensen kúnnen dus eigenlijk helemaal niet zeggen op welke partij ze van plan zijn te gaan stemmen.
Het enige dat dus strikt genomen wordt gemeten, is de huidige voorkeur van de respondenten. Maar tussen die voorkeur enkele weken voor de verkiezingen en de werkelijke stembusuitslag kunnen grote verschillen zitten.
Zitten peilingen er dan zo vaak naast?
Een beroemd voorbeeld van een royale misser is de peiling van Litery Digest uit 1936. Dat tijdschrift verzamelde vooral adressen uit telefoonboeken en bij de Amerikaanse rijksdienst voor het wegverkeer. Op basis van meer dan 2 miljoen ondervraagden concludeerde het dat de Republikein Landon de Democraat Roosevelt zou verslaan met 57 tegen 43 procent. Roosevelt versloeg Landon echter met 63 procent van de stemmen en haalde daarmee de grootste overwinning in de Amerikaanse geschiedenis. Vooral mensen die getroffen waren door de crisis, geen auto en geen telefoon bezaten, stemden op Roosevelt. Het tijdschrift had dus niet de doorsnee-Amerika ondervraagd en zat er daarom faliekant naast.
Tussen een peiling en de verkiezingsuitslag kan zomaar een verschil van acht tot tien zetels zitten. In 2002 bijvoorbeeld voorspelde Maurice de Hond dat het CDA bij de Kamerverkiezingen 18 procent van de stemmen zou halen. De christendemocraten kregen in werkelijkheid 21 procent.
Hoe kan dat dan? Opiniepeilers nemen toch een zo betrouwbaar mogelijke steekproef?
Op de manier van werken van opiniepeilers is veel kritiek. De peilingen van Maurice de Hond bijvoorbeeld worden uitgevoerd via een toevalssteekproef van gemiddeld 3000 respondenten uit een internetpanel bestaande uit 40.000 mensen, die zichzelf daarvoor ooit hebben ingeschreven. Methodoloog Jelke Bethlehem van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zei ooit over die manier van peilen: „Je probeert iets te zeggen over een populatie vissen in twee vijvers, door een steekproef te nemen uit één vijver, en dan alleen van de vissen die uit het water springen.”
Probleem is namelijk dat bepaalde groepen –zoals sympathisanten van partijen aan de rand van het politieke spectrum– oververtegenwoordigd zijn in het internetpanel. Andere groepen daarentegen die minder of niet gebruikmaken van internet, zoals ouderen, komen logischerwijs minder vaak voor in de database van De Hond.
Maar repareren peilers die gebreken dan niet?
Jawel, daar hebben ze ingewikkelde wegingsformules voor bedacht. Groepen die zijn ondervertegenwoordigd, krijgen meer gewicht toebedeeld. Als er bijvoorbeeld een bejaarde op de honderd deelnemers meedoet, telt zijn stem veel zwaarder mee. Dat bijschatten gebeurt op basis van voorgaande peilingen en uitslagen.
Probleem opgelost?
Nee, zo simpel werkt het niet. Opiniepeilers houden hun wegingsformules geheim, zodat niemand kan controleren of ze deugen en of ze correct worden toegepast.
Het toepassen van correcties kan ertoe leiden dat kleine verschillen worden uitvergroot. Als een partij in de peilingen één zetel verliest, kan dat het gevolg zijn van een daling in de kiezersgunst, maar het kan net zo goed een misrekening zijn. En correcties lossen het probleem niet op. Mensen die niet meedoen, kun je er niet bij verzinnen.
Als je echt een goede peiling wilt doen, zou je via een willekeurige loting een groep mensen moeten selecteren om te ondervragen. Dat kost alleen een hoop tijd en geld, zeker als je dat wekelijks zou willen doen.
Waarom gebruiken we ze nog als peilingen zo onbetrouwbaar zijn?
In het land der blinden is eenoog koning. Steekproeven zijn als stokken voor slechtzienden. Een beter alternatief is eigenlijk niet voorhanden. Hoewel peilingen niet 100 procent correct zijn, geven ze toch trends aan en verschaffen ze feitelijke informatie waarmee politieke partijen, kiezers en media hun voordeel kunnen doen.