Minder vragen over ongelijke behandeling op grond van godsdienst
UTRECHT – Voor het derde opeenvolgende jaar kreeg de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) in 2009 minder vraag naar een oordeel over mogelijke ongelijke behandeling op grond van godsdienst.
Dat blijkt uit het vanmorgen verschenen jaarverslag van de commissie. De daling gaat van 56 verzoeken in 2006 via 40 (2007) en 33 (2008) naar 28 vorig jaar. Dat is precies de helft van het aantal verzoeken drie jaar ervoor. „Opmerkelijk, gezien de politieke en maatschappelijke discussies over de ruimte die godsdienst(uitingen) in Nederland zouden moeten krijgen”, schrijft de commissie.
De commissie kreeg vorig jaar in totaal 473 verzoeken om een oordeel. Dat zijn er 41 meer dan in 2008. Ten opzichte van 2008 kwamen er vooral meer verzoeken op grond van geslacht en handicap/chronische ziekte.
Nederland telt maar weinig mensen die menen dat gelijkheid –in de zin van een fundamentele gelijkwaardigheid van mensen gewoon omdat ze mensen zijn– niet wenselijk is of niet ideaal zou zijn, schrijft de commissie. „Er zijn immers maar weinig mensen die willen verdedigen dat de ene mens meer waard is dan de ander enkel en alleen vanwege zijn afkomst, sekse of geloof. Wel bestaat er behoorlijk wat verschil van mening over wat mensen mogen doen: mogen we allemaal op zondag naar de kerk of mogen we allemaal op onze ‘eigen’ dag naar de geloofsruimte die bij ons eigen geloof hoort? Betekent gelijkheid: gelijk in waarde, zoals de SGP betoogt over mannen en vrouwen, of betekent gelijkheid: gelijk zijn en gelijk (mogen) doen?”