Gezondheid

„Vraag arts om mailadres”

Het heeft zijn sterke voorkeur als de verslaggever hem tutoyeert. Kno-arts Eize Wielinga houdt het contact met zijn gesprekspartners graag zo laagdrempelig mogelijk. Als artsen hetzelfde zouden doen met hun patiënten, zou dat de kans op medische missers aanzienlijk verkleinen, denkt hij.

27 May 2010 10:02Gewijzigd op 14 November 2020 10:42
Foto ANP
Foto ANP

Waar begint een medische misser? Wielinga beschrijft zijn zoektocht naar het antwoord op die vraag als een meerjarig proces. „Eerst dacht ik: in de spreekkamer, als arts en patiënt te veel langs elkaar heen praten. Inmiddels weet ik beter: het begint al thuis, als de patiënt zich voorbereid op zijn bezoek aan de arts.”

Jarenlang verzorgde Wielinga wekelijks een medische column voor Business News Radio. Voor de AVRO treedt hij op in het panel van artsen dat voor het programma ”Missers” fouten van artsen becommentarieert. „Ik leefde al een tijdje met het plan om mijn ervaringen op te schrijven, maar had nog niet helemaal helder bij welk soort boek de patiënt het meest was gebaat.”

Samen met zijn uitgever bedacht hij het concept voor zijn deze maand verschenen boek ”Hoe overleef je de dokter”. Een verzameling tips waarmee patiënten zich kunnen voorbereiden op het doktersbezoek en de regie kunnen houden over het behandelingsproces.

De insteek suggereert dat de patiënt die regie momenteel niet of te weinig heeft. Wielinga: „Dat klopt. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat kinderen hun vader als hij naar de dokter moest in zijn beste pak hesen. Op het spreekuur werd dan ademloos geluisterd naar wat ”meneer dokter” zei. Dat ontzag voor de dokter is minder, maar de neiging van patiënten om zich met hun hele hebben en houden kritiekloos aan hem toe te vertrouwen, is onverminderd groot.

Ik vergelijk de patiënt wel eens met het domme blondje dat een auto gaat kopen en op de vraag van de verkoper ”Welke wilt u hebben?”, antwoordt: Doe maar een rode. Als de verkoper begint over cilinders en pk’s staat de wagen stil. Als patiënten met een vergelijkbare instelling het zorgproces ingaan, is dat zonder meer slecht.”

Waarom? Wielinga: „Artsen moeten tijdens het zorgproces tal van afwegingen maken. Ze moeten klachten en symptomen wegen om tot een diagnose te komen en bepalen of een patiënt een behandeling of ingreep nodig heeft, en zo ja welke. Patiënten die zich gedragen als het domme blondje geven hun arts carte blanche. Dat betekent dat deze de volle verantwoordelijkheid voor het zorgproces naar zich toegeschoven krijgt. Alle informatie die hij nodig heeft, moet hij in korte tijd uit de patiënt zien te trekken omdat deze uit zichzelf nauwelijks met iets komt. Artsen moeten dat beeld laten kantelen, patiënten voorhouden: Natuurlijk ben ik de dokter, maar om u goed te kunnen begeleiden, heb ik uw hulp nodig. We moeten het samen doen.”

Over de kans dat artsen gehoor zullen geven aan zijn pleidooi is Wielinga somber. „Het zit niet in hun opleiding en niet in hun genen. Jammergenoeg staat ook hun ego hen nogal eens in de weg.”

Toch is zijn oproep niet helemaal aan dovemansoren gericht, denkt de kno-arts. „De patiënt is er ook nog, nietwaar?”

In zijn boek voorziet Wielinga hen van talloze tips en suggesties. De belangrijkste: „Vraag de arts altijd om zijn e-mailadres. Dan heb je altijd gelegenheid om later nog op het consult terug te komen, mochten er nog vragen of onduidelijkheden zijn.”

Artsen kunnen het aantal mails dat ze vervolgens ontvangen, zien als graadmeter, betoogt Wielinga. „Zijn het er veel, dan zouden ze zich eens achter de oren kunnen krabben over hun communicatieve vaardigheden, of over het aantal patiënten dat ze dagelijks op hun spreekuur willen zien. Kennelijk is er dan toch iets mis.”

Wielinga adviseert patiënten verder om hun artsen standaard om een nadere uitleg te vragen bij de voorlopige diagnose. „Patiënten kunnen dan meedenken en meezoeken, over de aandoening en de behandelmogelijkheden, bijvoorbeeld via internet. Ik weet dat daar bepaalde minpunten aan kleven. Maar artsen kunnen dat proces begeleiden door patiënten te attenderen op goede, betrouwbare sites. Die zijn er volop. Denk maar aan de sites van de maag-darm-leverartsen, mdl.nl, of die van mijn eigen specialistenvereniging, kno.nl.”

Op wie doet Wielinga het grootste appel, op artsen of op patiënten? „Uiteindelijk toch op artsen, denk ik. Ik wil hun niet het geromantiseerde ideaalbeeld van de ouderwetse dorpsdokter voorhouden, wel het signaal afgeven dat patiënten anno 2010 nog steeds behoefte hebben aan een arts die echt in patiënten is geïnteresseerd.”


Ongelukkig verloop

In zijn boek ”Hoe overleef je de dokter” (uitg. Thoeris) schildert Wielinga tal van ongelukkig verlopen bezoekjes van patiënten aan hun arts. De voorbeelden verschillen, maar hebben één overeenkomst: pas achteraf constateerde de patiënt hoe het anders had gekund.

Zo is er een 42-jarige moeder die haar huisarts om een verwijzing naar de gynaecoloog vraagt. Op het spreekuur vertelt de vrouw dat ze haar klachten ook heeft voorgelegd aan een alternatieve genezer. Als het aan haar ligt, gaat het gesprek vooral over haar pijnklachten omdat ze vreest voor baarmoederkanker. Maar zodra de huisarts over de alternatieve genezer hoort, schampert hij iets onverstaanbaars, veegt alle klachten samen onder de noemer urineverlies, schrijft daarvoor een doorverwijzing naar de uroloog en bonjourt de vrouw de spreekkamer uit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer