Van der G. krijgt steunbetuigingen
„Hoe vreemd het ook klinkt: Ik heb vanuit mijn geweten gehandeld. Of ik het normaal vind om iemand dood te schieten? Nee, absoluut niet.” Aan het eind van het driedaagse proces deed Volkert van der G. andermaal zijn „worsteling” uit de doeken.
Kalm voorlezend van papier sprak Volkert van der G. dinsagavond nog eenmaal tot het volk. „De afgelopen dagen heeft iedereen kunnen horen over het hoe en waarom van mijn daad. Ik heb niet de illusie dat ik eenieder kan overtuigen. Wel hoop ik dat 6 mei bij iedereen een plaats kan krijgen.” De Harderwijker vindt het „niet meer dan logisch” dat hij wordt veroordeeld.
Dan volgt een filosofische verhandeling. „Niet alles wat moreel verwerpelijk is, is bij wet verboden. Dat is de onmacht van wetgeving.” Er is zelfkritiek, verzekert Volkert. „Ik zit in een leerproces.”
In de gevangenis krijgt Van der G. „enorme stapels post.” „Die post was zeer divers en varieerde van rauwe haat tot steunbetuigingen. Ik krijg kritische brieven, maar er is ook goedkeuring en bewondering voor mijn daad. Al deze mensen, ongeacht de toonzetting van hun brieven, wil ik bedanken.”
Volkert waarschuwt: je mag geweld niet verheerlijken. „Geweld is niet stoer, maar kan soms nodig zijn. Het is een cliché: Geweld roept ander geweld op.” Zijn verklaring eindigt met een spijtbetuiging, zonder de naam Fortuyn in zijn mond te nemen. „Ik betreur het verdriet dat ik heb aangericht. Verdriet is nu eenmaal verdriet.”
Officier van justitie mr. J. Plooy zei eerder op de dag niet onder de indruk te zijn van de morele worsteling van Volkert van der G. „De verdachte is koud en kil. Van der G.’s intentie dat die gevaarlijke man de wereld uit moest, is volstrekt verwerpelijk. Hij houdt de mogelijkheid open dat hij op lange termijn zal vinden dat hij een juiste daad heeft verricht. Als hij normale, gezonde discussies had gevoerd met familie en bekenden was hij niet tot deze daad gekomen.”
De raadslieden mr. B. Böhler en mr. A. Franken verzetten zich tegen het in hun ogen eenzijdige beeld dat van Volkert van der G. bestaat. „Dominant is de indruk van een halsstarrige betweter. Het heeft de charme van de eenvoud om te zeggen: Volkert is een rotzak, laten we daar niet te lang over praten. Volkert is echter óók een mens met sympathieke eigenschappen. Hij is zachtaardig, schuchter, teder, verlegen, onzeker. Tekenend is dat geen van zijn vrienden hem na 6 mei 2002 hem in de steek hebben gelaten.” Dat Van der G. worstelt over de vraag of hij wel of geen spijt heeft van de moord op Fortuyn, tekent zijn oprechtheid, denken zijn verdedigers. „Hij wil geen krokodillentranen huilen.”
De verdediging vindt dat de rechter zich niet moet laten leiden door „vijandige” beelden die over Van der G. bestaan. „Het recht moet willekeur voorkomen. Het moet niet uitmaken of je Volkert heet, of Jan Jansen of Truus de Vries. Als iemand in de winkel een pakje kauwgom steelt, wordt hij daarvoor bestraft. Niet omdat hij een onbeschofte vlerk is.”
Ook de persoon van slachtoffer Fortuyn is geen reden om de straf te verzwaren, betoogde de verdediging. „Ieder mensenleven weegt in principe even zwaar. Het maakt geen verschil of een rijkaard of een armoedzaaier, een onaangenaam of een geliefd persoon wordt vermoord.” Daarbij tekenen de advocaten wel aan dat de omstandigheden wél uitmaken. „De moord op een weerloos kind vinden we erger dan de moord op een drugsbaron.”
De massale commotie die ontstond na de moord op Pim Fortuyn mag geen reden zijn om een hogere straf op te leggen, zo is de verdediging van mening. „Spandoeken met schreeuwerige teksten zijn niet de maatstaf.”
Marten Fortuyn, broer van Pim Fortuyn, is „verschrikkelijk blij” met de eis van levenslang tegen Volkert van der G. „Officier van justitie Plooy heeft duidelijk zijn nek uitgestoken. Dat is een signaal naar de maatschappij. Hij heeft de moed gehad om op basis van feiten levenslang te eisen.” Of Van der G. de straf daadwerkelijk krijgt, vindt Fortuyn „niet zo belangrijk meer.”
Volkerts laatste verklaring in het proces noemt Marten Fortuyn „krankzinnig.” Veelzeggend voor zijn broer Simon Fortuyn is dat Van der G. zelfs in zijn laatste woord niet expliciet de familie noemde. Marten wijst op de steunbetuigingen die Van der G. per post kreeg. „Volkert vindt het fantastisch dat hij zo veel positieve reacties op zijn daad heeft gekregen.”
De advocaten van Van der G. probeerden „het unieke van de moord te verdoezelen”, denkt Marten Fortuyn. „Ze hebben Volkert geprobeerd te portretteren als een normaal mens, als een liefhebbende vader.” De parallel die de verdediging trok tussen de moord op Fortuyn en de moord op Martin Luther King in 1968 is Marten Fortuyn in het verkeerde keelgat geschoten. „Een misselijke vergelijking. Volkert is gewoon een akelig ventje. Door op overeenkomsten tussen deze zaken te wijzen, plaats je hem op een voetstuk.”
Raadsman mr. Th. Hiddema, die in de rechtszaal namens de familie Fortuyn het woord voerde, wees erop dat Van der G.’s uitlatingen over zijn motief -Fortuyn demoniseerde moslims- „volstrekt onwaarachtig” zijn. „Van der G. was na de moord het liefst achter de geraniums gaan zitten, terwijl er buiten een rassenoorlog had kunnen uitbreken.”
Van der G. heeft Pim Fortuyn gedegradeerd tot „onmens”, zei Hiddema. Een gedachtewisseling tussen de nabestaanden en Volkert zal niets opleveren. „Dat is een discussie tussen doven. Dat is sjorren aan een dood paard.”