„Gezinsmaaltijden zijn erg belangrijk”
„Van een gezin waar de maaltijden zo veel mogelijk gemeenschappelijk worden gebruikt, gaat een krachtig getuigenis uit”, stelde dr. Derek Thomas dinsdag op de predikantenconferentie in het Engelse Leicester.
„Gemeenschappelijke maaltijden zijn belangrijk voor zowel het uitwisselen van ervaringen en het vertellen van grappen als voor gemeenschappelijk gebed, het zingen van psalmen en gezangen en schriftlezing.” Onder anderen van Luther kunnen we volgens dr. Thomas leren dat het eerste geen tegenstelling behoeft te vormen van het tweede. „Juist het huwelijk is de plaats waar de man gestalte dient te geven aan het feit dat hij het hoofd is van de vrouw. Het is onmogelijk een goede relatie met God te hebben, als je niet een goede relatie met vrouw en kinderen hebt.”
Dr. Thomas, hoogleraar praktische theologie aan het Amerikaanse Reformed Theological Seminary in Jackson (Mississippi), hield zijn eerste lezing over het thema ”Het huwelijk tot eer van God”. In de vroegchristelijke kerk was de gedachte wijdverbreid dat er pas na de zondeval seksueel verkeer tussen man en vrouw zou zijn ontstaan. Het celibaat werd principieel hoger aangeslagen dan het huwelijk. Door de reformatoren werd de bijbelse visie op het huwelijk, zoals onder andere verwoord in Psalm 128, in ere hersteld.
Ds. Iain H. Murray hield een kerkhistorische lezing over John Wesley, die 300 jaar geleden werd geboren. Hij benadrukte dat mensen die de gereformeerde leer van genade belijden van de arminiaansgezinde Wesley kunnen leren. „De puritein Baxter zei dat hij bij het ouder worden meer goed in kwade mensen en meer kwaad in goede mensen zag. Voor ons is het niet zo gemakkelijk de scheidslijn tussen nuttige en niet-nuttige voorbeelden te trekken.”
Wesleys ouders kwamen uit een puriteins milieu. Welbewust hadden zij de overgang naar de nationale kerk gemaakt en daarbij voor de hoogkerkelijke richting gekozen. Volgens de moeder van Wesley tobden de dissenters of over de verkiezing of gingen zij er voetstoots van uit dat zij verkoren waren. Murray: „Zeker is dat zij een zwakke plek aanwees in het nonconformisme. De overmatige aandacht voor de verkiezing onder de dissenters deed afbreuk aan de missionaire gerichtheid. Wesleys ouders weten dat aan de calvinistische theologie.”
Het van huis uit meegekregen vooroordeel tegen het calvinisme is Wesley nooit kwijtgeraakt. „Wat wij van Wesley kunnen leren, is dat wij nooit afbreuk mogen doen aan het bijbelse getuigenis dat God het behoud van verloren zondaren bedoelt.” In de achttiende eeuw kwamen in Schotland op dit punt de Marrowmen in botsing met een naar binnen gericht calvinisme. Boston en Erskine benadrukten dat in het aanbod van genade Gods liefde tot het verloren menselijke geslacht tot uiting komt. „Feitelijk was er eenzelfde accent bij Wesley. Voor Wesley was de verkondiging van het Evangelie belangrijker dan de kerkregering. Hij bracht bekeerlingen bijeen in sociëteiten die aanvankelijk een kerk in de Kerk van Engeland vormden en na zijn dood een kerk naast de Kerk van Engeland werden. Zeker is dat de Schrift duidelijker spreekt over de inhoud van het Evangelie en onderlinge liefde als herkenningsteken van christenen dan over een bepaalde wijze van kerkregering.”
Ds. Stephen Clark uit Bridgend (Wales) ging in op het thema ”Standvastig en flexibel”. De boodschap van het Evangelie mag nooit veranderd worden. „Niet de boodschap moet aangepast worden aan de tijd, maar de tijd dient veranderd te worden door de boodschap. De wereld is nooit geïnteresseerd geweest in het Evangelie van Gods genade. De kerk dient het evenwel te verkondigen in afhankelijkheid van Gods Geest. Dat laatste komt tot uiting in het aanhoudend gebed. Als het gaat om culturele en sociologische omstandigheden mogen we flexibel zijn. We moeten wel bijbelse termen gebruiken, maar we dienen het Evangelie niet in de taal van de negentiende eeuw, laat staan van de zeventiende eeuw, te verkondigen.”
In zijn tweede lezing over de verzoening ging prof. Sinclair Ferguson gisteravond vooral in op de aard en de effectiviteit daarvan. „Christus heeft plaatsvervangend de schuld betaald. Degenen voor wie hij stierf, worden metterdaad zalig en gaan metterdaad heilig leven.” Verwijzend naar Rutherford stelde Ferguson dat de roeping die vanuit het Evangelie tot ons komt de verworpene evenveel recht geeft om tot Christus te komen als de verkorene.