Economie

TEST Help, de euro daalt!

De euro houdt de gemoederen flink bezig. Gevoed door de onrust over de enorme schulden­berg in verschillende eurolanden lijkt de munt welhaast een speelbal te zijn geworden op de financiële markten. Maar wat is er nu eigenlijk aan de hand? En: is goud kopen slim?

Marcel ten Broeke en Arie de Rooij
21 May 2010 22:49Gewijzigd op 14 November 2020 10:39
”Euro niet in gevaar." Foto EPA
”Euro niet in gevaar." Foto EPA

Hoe kan de euro nu nog zakken: vorige week was er toch ineens een noodplan?

Zowel het steunpakket van begin deze maand voor Griekenland –ter waarde van 110 miljard euro– als het megavangnet voor andere eurolanden in nood –750 miljard euro– dat daarop volgde, heeft de glijvlucht van de Europese munt niet weten te stoppen.

Sterker nog, woensdag stond de euro op het laagste niveau sinds ruim vier jaar. Beleggers vragen zich af of de financiële hulp wel toereikend zal zijn als het, behalve in Griekenland, ook misloopt in landen als Spanje en Portugal. En vooral: of deze landen wel in staat zullen zijn om, zoals beloofd, drastisch in hun overheidsuitgaven te snijden en tegelijkertijd nog economisch vooruit te komen.

Bovendien lijkt de EU verdeeld. De Duitse bondskanselier Merkel betwijfelt openlijk of het gecreëerde reddings­mechanisme wel voldoende zal zijn en benadrukt dat de euro in gevaar verkeert. Dergelijke uitspraken wekken bepaald geen vertrouwen en bevorderen de onrust op de markten.

We staan dus pas aan het begin van deze reddingsoperatie?

Dat klopt. Met het gecreëerde vangnet is vooral tijd gekocht. Alleen de acute dreiging van een Grieks faillissement, met mogelijk dramatische gevolgen voor banken, pensioenfondsen en zelfs het complete internationale financiële stelsel, is afgewend. Voorlopig kunnen de betrokken overheden in ieder geval aan de rente- en aflossings­verplichtingen voor hun schuld blijven voldoen. Maar daarmee zijn de onderliggende problemen nog niet opgelost. De landen die in de gevarenzone verkeren, moeten nu hard werken aan zowel het saneren van de nationale begroting als aan het verbeteren van hun economische positie.

Behalve slanker zullen deze economieën dus ook slimmer (lees: concurrerender) moeten worden.

En ik maar denken dat we de crisis al achter ons hadden gelaten…

O nee, de crisis die haar voorlopige hoogtepunt bereikte in 2008, is nog lang niet voorbij. Veel meer zou je kunnen zeggen dat we in een andere fase zijn beland.

Wat begon met een bankencrisis is nu overgegaan in een landencrisis. Om een totale ineenstorting van het financiële systeem te voorkomen, hielden regeringen in het najaar van 2008 banken overeind met gigantische kapitaalinjecties, garandeerden ze spaartegoeden van burgers en gaven ze zelf veel extra geld uit om de economie aan te slingeren.

Dat werkte allemaal, maar mede hierdoor zijn de tekorten en de schulden van veel overheden tot onaanvaardbare proporties opgelopen. Niet alleen in Griekenland, Spanje in Portugal, ook in de Verenigde Staten, Japan en het Verenigd Koninkrijk.

Nu zijn er dus weer enorme kapitaalinjecties nodig, maar ditmaal niet om banken, maar landen van de ondergang te redden. Tegelijk, en dat maakt het nog gevaarlijker, ligt een tweede bankencrisis op de loer. Een van de belangrijkste redenen om landen als Griekenland de helpende hand te reiken, is immers te vermijden dat banken en pensioenfondsen, die volop leningen hebben uitstaan bij die zwakke landen, opnieuw in de narigheid geraken en daarmee weer het financiële systeem bedreigen.

Die lagere euro is toch juist goed voor onze export?

Op zichzelf is dat waar. Bedrijven uit de eurozone die handelen met het buitenland (VS, China, Japan) zijn de afgelopen maanden veel concurrerender geworden. En dat niet doordat ze hun kostprijzen wisten te verlagen, maar puur doordat als gevolg van de goedkopere euro de prijzen van hun producten uitgedrukt in bijvoorbeeld dollars met zo’n 20 procent daalden.

Anderzijds moeten we wel bedenken dat het leeuwendeel van onze export wordt afgezet binnen de eurozone, en dan hebben we niets te maken met wisselkoersen. Dan is 1 euro gewoon 1 euro.

Belangrijk in deze discussie is echter te beseffen dat normaal gesproken een wisselkoers­daling veroorzaakt wordt doordat de economische vooruitzichten voor de desbetreffende regio eventjes wat minder florissant zijn dan elders. Op dit moment is op de financiële markten echter de vraag aan de orde of de euro deze crisis wel gaat overleven. De rappe koersdaling in de afgelopen weken vormt tegen die achtergrond wel degelijk reden tot ongerustheid.

Daarnaast is op langere termijn een harde, sterke munt ook gewoon het beste. Daarmee wek je vertrouwen bij de financiële markten en binnen de ondernemerswereld. Investeerders en beleggers zullen sneller bereid zijn zaken te doen met een land en geld erin te steken als het over solide valuta beschikt. Dat vertaalt zich ook in een lagere rente.

Ondertussen worden mijn euro’s steeds minder waard en daalt dus ook mijn koopkracht?

Dat is niet helemaal waar. De euro wordt alleen minder waard ten opzichte van andere munten. De meeste mensen merken daar niets van, mits in Nederland de prijzen niet stijgen. Zolang er geen inflatie optreedt, kan in de winkel dus voor een euro hetzelfde worden gekocht als voorheen en behoudt de munt gewoon zijn koopkracht.

Alleen wie afreist naar een land buiten het eurogebied moet zijn centen omwisselen en krijgt dan voor een euro een steeds kleiner bedrag aan bijvoorbeeld dollars terug. Daardoor pakt een vakantie in de VS deze zomer duurder uit dan vorig jaar.

Of een munt wel of niet waarde­vast is, hangt voor be­talingen in het binnenland dus af van het inflatietempo en bij gebruik in het buitenland ook van de wisselkoers.

Maar die wisselkoers is toch ook van belang voor de prijs van producten die wij im­por­teren?

Klopt. Bij een dalende euro moet een importeur meer betalen voor de producten of grondstoffen die hij elders koopt. Langs die weg heeft de huidige koersontwikkeling wel degelijk een prijsopdrijvend effect. Geïmporteerde inflatie noemen economen dat.

Zo wordt de handel in olie bijvoorbeeld afgerekend in dollars. Dat betekent dat bij een gelijkblijvende prijs in die munteenheid op de internationale oliemarkt, wij als Europeanen meer euro’s moeten neertellen voor een vat, wat er natuurlijk toe leidt dat de prijzen aan de pomp omhooggaan.

Als gevolg van de wereldwijde economische onrust daalt de olieprijs in dollars nu echter ook in rap tempo. De zwakkere euro leidde daardoor nog niet tot hogere benzineprijzen.

Kan de eurozone uiteen­vallen? Kan een euro waardeloos worden?

Dat is zeker niet onmogelijk. Sinds geld niet meer gekoppeld is aan goud, hebben we er mondiaal in een razend tempo biljetten bijgedrukt en zou je kunnen zeggen dat de waarde van al dat geld meer dan ooit een kwestie van vertrouwen is geworden. En het nadeel van vertrouwen is dat het komt te voet, maar gaat te paard. Dat laatste lijkt op dit moment te gebeuren. Of de paniek nu wel of niet overdreven is, doet er dan eigenlijk niet meer toe. Als een op hol geslagen kudde zoeken beleggers en speculanten maar één uitgang: weg van de euro.

Anderzijds is het goed alles in perspectief te blijven zien. Nog niet eens zo lang geleden dacht iedereen dat de dollar zijn rol als wereldmunt zou verliezen. De euro werd gezien als dé kandidaat om dit stokje over te pakken. Het kan dus verkeren, zeker op de financiële markten.

Nóg een lichtpuntje: hoewel de euro fors is weggezakt in de afgelopen weken, is de Europese eenheidsmunt voorlopig nog mijlenver verwijderd van de laagste koers tot nu toe: 
0,825 dollar op 26 oktober 2000. Bovendien lag de waarde van de euro sinds de oprichting van de eenheidsmunt in 1999 langer onder dan bóven de huidige koers.

Toch ben ik bang voor een verdere waardedaling. Moet ik nu goud kopen?

Daarop valt geen zinnig antwoord te geven. Hoe deze crisis zal aflopen, is door niemand met zekerheid te zeggen. Maar wie zich toch aan een goud­aankoop waagt, is in ieder geval niet de enige. De goudprijs tikte vorige week het hoogste niveau ooit aan. Een belangrijke reden voor die prijsstijging is juist het gegeven dat steeds meer particulieren hun vermogen omzetten in dit edelmetaal, om het te beschermen tegen waardeverlies. Goud behield door de jaren heen over het algemeen zijn waarde, al biedt dat geen garanties voor de toekomst.

Overigens: wie zijn geld bijvoorbeeld twintig jaar geleden in aandelen had gestoken, had –zelfs nu nog!– veel meer rendement behaald dan met goud. Verder vallen voor wie naast vermogen óók schulden heeft (bijvoorbeeld een hypotheek), de gevolgen van geldontwaarding wel mee. Die schuld verdampt immers net zo hard als het vermogen. Net als de euro zelf, heeft dus ook zijn waardeverlies twee kanten.

Het komt allemaal door die Grieken. Waarom knikkeren we hen niet uit de eurozone?

Omdat dit praktisch eigenlijk onmogelijk is. De regels die de zestien eurolanden onderling hebben afgesproken, stellen dat een dergelijk besluit unaniem moet worden genomen. Dat betekent dat ook Griekenland zélf hier achter moet staan. En dat zal niet snel gebeuren.

Griekenland heeft vanaf de deelname aan de monetaire unie volop geprofiteerd van de Europese eenheidsmunt. Doordat de euro stukken stabieler was dan hun oude drachme, durfden investeerders het aan de Grieken tegen een veel lagere rentevergoeding geld te lenen. Om nog maar te zwijgen over het feit dat Griekenland ook bij uittreding zijn schulden toch in euro’s zal moeten terugbetalen.

Nou, dan stappen we er toch gewoon zelf uit?

Dat kan. In theorie althans. Groot voordeel is dat we dan niet hoeven mee te betalen aan de redding van landen als Griekenland, Portugal en Spanje. Al staan daar uiteraard kosten voor de herinvoering van de gulden –van naar schatting 3 miljard euro– tegenover. De vraag is of het verstandig is om als klein land een munt in de lucht te houden. De over­levingskansen stijgen uiteraard wel wanneer we dit samen doen met bijvoorbeeld Duitsland, zoals er voor de invoering van de euro een hechte koppeling bestond tussen de gulden en de D-mark. Maar ook al betalen we in Nederland bij de slager weer met guldens of met marken, dan wil dat nog niet zeggen dat crises in andere landen ons niet zullen raken. Daarvoor zijn onze financiële belangen (banken, pensioenfondsen) in het buitenland simpel­weg te groot. Betalen we dus niet mee via onze overheid, dan doen we dat uiteindelijk wel via ons pensioen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer