Groen & duurzaamheid

Religie moet China’s natuur redden

Dat de islam groen als kleur heeft, is bekend, maar betekent dat ook dat deze godsdienst natuur- en milieuvriendelijk is? En hoe zit dat bij het hindoeïsme? Het jodendom? Het christelijk geloof? Een serie artikelen over het verband tussen religie en natuurbehoud in diverse landen. Vandaag 
deel 1: het taoïsme in China.

21 May 2010 19:29Gewijzigd op 14 November 2020 10:39
Foto EPA
Foto EPA

Zwarte rookwolken uit fabrieksschoorstenen, een waterig zonnetje vanwege smog, en rivieren vol drijvende dode vissen. Ziehier het beeld dat van China oprijst zodra het over milieu gaat. Een beetje eenzijdig is dat beeld wel, want China kent ook tal van prachtige natuur­gebieden en een grote rijkdom aan dier- en plantensoorten.

Feit blijft dat de mens er een desastreuze invloed heeft gehad op natuur en milieu. Niet zozeer religie als wel ideologieën waren daar debet aan. Zo was het communisme ten tijde van Mao Zedong, dat van de jaren 50 tot de jaren 80 van de vorige eeuw het leven in China bepaalde, de eerste grote omploeger van de natuur. Vooral Mao’s plan om China in korte tijd van een agrarische samenleving tot industriële wereldmacht om te vormen, heeft ongelooflijk veel verwoest.

De tweede kaalslag kwam daarna, toen China onder Deng Xiaopeng het land opengooide en het kapitalisme om­armde. Dat gebeurde onder het mom van pragmatisme, maar er ging wel degelijk een ideologisch getint geloof achter schuil: het ‘grote geld’ zou 
het verarmde China er wel bovenop helpen.

„Het is waar, de ongebreidelde economische groei na Mao heeft 100 miljoen Chinezen uit de armoede gehaald”, aldus de Chinese antropoloog dr. Jun Jing, „maar hij heeft ook grote schade aan het milieu teweeggebracht.” Om aan te geven hoe groot die vervuiling was, noemt Jun Jing de 739 fabrieken in de provincie Guangdong die in 1996 dicht moesten om de lozing van industriële afvalstoffen in de rivieren en de lucht te verminderen.

Inmiddels heeft China daarvan geleerd en keert het terug naar oude denkbeelden over natuur en milieu, meent 
dr. Lin Li, directeur van het Wereld Natuur Fonds in China. Hierin ziet ze opnieuw dat kenmerkende pragmatische denken terugkeren: leer van je fouten en corrigeer de route voor je. Die oude opvattingen zijn te herleiden tot wat de Chinezen ”san jaio” (”drie religies”) noemen, het taoïsme, confucianisme en het boeddhisme.

De gewone Chinees ziet deze drie –met het confucianisme als filosofie een buiten­beentje– overigens als één pot nat. 
De „eenheid” tussen mens en natuur is zo’n typische Chinese gedachte die voortkomt uit de mix van san jaio, en dat geldt ook voor het yin en yang­concept, dat vooral „evenwicht van contrasterende delen” symboliseert. „Zo dienen natuur en mens, behoud en exploitatie in evenwicht te zijn,” aldus Lin.

Dat was onder Mao wel anders. „Toen was men ervan overtuigd dat de natuur was te bedwingen tot een gewillige dienaar van de mens. Nu beseffen we weer dat die mens wezenlijk deel uitmaakt van de natuur, en dus in harmonie 
met haar dient te leven. Daar hoort het bedwingen van die natuur bij, maar zeker ook haar met rust laten en res­pecteren.”

Dat neemt niet weg dat China voor de geweldige uitdaging staat om de grootschalige vervuiling van het milieu en de verdere aantasting van de natuur een halt toe te roepen. De Chinese regering is volgens Lin ook vast van plan die uitdaging aan te gaan, en ze wijst daarvoor op het elfde vijfjarenplan, dat loopt van 2006 tot 2011, waarin alles uit de kast wordt gehaald om de gestelde milieudoelen te halen. Pure noodzaak noemt Lin het, omdat de vervuiling en de aftakeling van de natuur, maar ook het ongekend hoge verbruik van bijvoorbeeld fossiele brandstoffen, op den duur de ontwikkeling van de samenleving en de economische groei in gevaar brengen, met alle sociale onrust onder de bevolking die dat tot gevolg heeft.

Ook gewone burgers in China zijn milieu­bewust geworden, weet Lin. Ze schat dat er in haar land miljoenen kleine en grote milieuorganisaties zijn waarin burgers zich sterk maken voor een betere kwaliteit van de lucht, het water of de bodem in hun directe om­geving.

De al eerder geciteerde Jun Jin wijst op het pragmatische karakter van de protesten. „Die zijn niet bedoeld om 
het milieu of de natuur op zich te redden, maar altijd om de eigen leefwereld leefbaar te houden.” Vooral op het platteland is het aantal petities, rechtszaken, gewelddadige acties en demonstraties tegen lokale industriëlen en bestuurders explosief gegroeid.

Intussen wijst Lin op een veel breder verband waarin de Chinese milieu­vervuiling staat. China is immers de fabriek van de wereld, waar tal van landen producten laten maken of kopen. „Dat betekent dat die landen mede verantwoordelijk zijn voor die vervuiling”, vindt ze. „Van de totale uitstoot aan 
CO2 is 20 tot 25 procent afkomstig van de exportindustrie.” Hetzelfde geldt 
voor het hout dat China invoert voor zijn industrie – en dat in de regio voor kaalslag in de bossen zorgt. Daarvan wordt 30 procent verwerkt voor de export.

Als China concreet handen en voeten weet te geven aan oude religieuze natuur­concepten als evenwicht tussen ingrijpen en bewaren en de mens als deel van de natuur, zegt Lin, dan heeft het land er enkele nieuwe export­producten bij, die in tal van Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen wel eens van grote waarde kunnen zijn.


Qi doorstroomt de aarde en het menselijk lichaam

Ondanks tientallen jaren van atheïstische indoctrinatie door het communistische regime kent China nog altijd tal van volksreligies, waarbij goden in mensengedaanten in tempels worden aanbeden. Het taoïsme speelt in veel van deze religies een prominente rol. Voor de gemiddelde Chinees is dit volksgeloof een vanzelfsprekendheid. Een manier van leven. „Iemand in China naar zijn geloof vragen”, zegt de Duitse sinoloog dr. Oskar Weggel, „is net zo onzinnig als in Europa een passant op straat naar zijn bloedgroep vragen.”

Chinezen gaan nogal zakelijk met hun goden om: tempel­bezoek en offers moeten iets opleveren. Rijkdom, kinderzegen, of succes bij examens of sollicitaties. Goden zijn er ook om je te beschermen tegen demonen en –niet in de laatste plaats– om als mens een harmonieuze plaats te hebben in wat het taoïsme ”sancai” noemt, de drie-eenheid van hemel, aarde en mens.

De taoïst ziet drie houdingen van de mens tegenover de natuur: hij kan zich eraan onderwerpen, zoals primitieve volken doen, hij kan zich erboven stellen, zoals de westerling doet, en hij kan er in harmonie mee leven, en dat is wat het taoïsme propageert. Wie wil weten wat men daarmee bedoelt bekijkt een Chinees landschaps­schilderij: mensen staan er altijd als nietige wezens tussen machtige bergen en watervallen. Ronald Boyd-MacMillan schrijft in zijn boek ”Volharden in het geloof”, hoe een Chinese christenkunstenares in de problemen kwam toen ze de mens geheel volgens de Bijbel op de voorgrond en tamelijk groot in een Chinees landschap had geschilderd. Ze kon als student vertrekken omdat haar mens-natuurbeeld niet strookte met het Chinese, zo liet de directie van de kunstacademie weten.

In de taoïstische verering van de natuur spelen bergen een cruciale rol, omdat juist daar de versmelting van hemel en aarde zichtbaar wordt. Zicht op bergtoppen die in de wolken verdwijnen, geeft de Chinees een goddelijke ervaring, een beleving van het numineuze.

De eenheid van de natuur en de mens komt nergens beter tot uiting dan in het begrip ”qi”, dat veelal vertaald wordt met adem, geest, of levensenergie. Qi doorstroomt de aarde en zorgt bijvoorbeeld voor wisseling van de seizoenen. En door qi door je lichaam te laten stromen, krijg je als mens optimaal deel aan de natuur en aan hemel en aarde. Beoefening van taichi, gymnastiekoefeningen die zijn afgeleid van vecht­sporten, zijn bedoeld om deze qi in het lichaam alle ruimte te geven.

En dan is er nog ”fengshui”, de bouwkundige toepassing van het qi-geloof. De architectuur van gebouwen, maar ook de infrastructuur van steden dient volgens fengshui in harmonie te zijn met de natuur. Dus moet er op een bepaalde manier worden gebouwd. Richtlijn is het slingerende drakenlichaam; rechte lijnen zijn uit den boze. Vandaar dat vroeger rechtlijnig aangelegde telefoonmasten werden neergehaald door dorpelingen: die zouden immers ongeluk brengen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer