„Preeklezen is geen dode bediening”
In heel wat gemeenten wordt zondag aan zondag niet gepreekt maar een preek gelezen. Ds. C. de Jongste, predikant van de gereformeerde gemeente van Tholen, schreef een boekje om kerkenraadsleden daarbij behulpzaam te zijn: ”U zij al d’ eer!”.
Het waren vooral vragen van gemeenteleden en gesprekken met ambtsdragers die ds. De Jongste tot deze publicatie (uitg. De Tijdstroom, Utrecht) brachten. „Ik draag het boekje daarom op aan de lezende ambtsdrager en de luisterende gemeente. Ik schreef het allereerst voor de Gereformeerde Gemeenten, waarin de Heere mij als predikant een plaats gaf. Ik citeer veelvuldig ds. G. H. Kersten, die zijn kerk bij de leesdiensten zag groeien en opgroeien. Maar ik hoop dat mijn boekje ook handvatten biedt aan mensen uit andere kerken.”Omdat er in de gereformeerde gezindte veel vacante gemeenten zijn, vinden er zondags veel leesdiensten plaats. In de Gereformeerde Gemeenten worden meer leesdiensten dan preekdiensten gehouden. In de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerden Gemeenten komen verhoudingsgewijs nog meer leesdiensten voor.
De predikant vindt het Bijbels en historisch gezien onjuist om preekdiensten hoger te waarderen dan leesdiensten. „Dat gebeurt soms wel, maar een leesdienst is óók bediening van Gods Woord. Tegenover de levende bediening mogen we de leespreek niet wegzetten als een dode bediening. De Heere gebruikt ook gelezen preken tot uitbreiding en welzijn van Zijn levende gemeente, zo weet ik uit ervaring.”
Wie moet de preken uitzoeken: de ouderling of de hele kerkenraad?
„Het is gebruikelijk dat de dienstdoende ”leesouderling” een preek uitzoekt. Net als bij een preekdienst kan de kerkenraad zo nodig achteraf zijn oordeel uitspreken. Over het lezen van een catechismusverklaring kunnen de ouderlingen het beste samen beslissen.
Mijn boekje geeft aan dat de preekkeus niet alleen bepaald moet worden door een subjectief gevoel van de ouderling maar ook door de kerkorde, het kerkelijk jaar of bijzondere omstandigheden binnen of buiten de gemeente. Het belangrijkste is dat ouderlingen preken lezen met een helder Schriftuurlijk-bevindelijk karakter, waardoor Gods gemeente gebouwd en gevoed wordt. In mijn boekje geef ik Bijbelse toetsingskaders aan waarbinnen de preek zich moet bewegen.”
Moeten alle ouderlingen preken lezen of is het beter te kijken naar bekwaamheden?
„Ouderlingen die moeite hebben met het leiden van een leesdienst, mogen daarvan met een gerust hart afzien. Zulke broeders hebben andere gaven gekregen om in de kerk te dienen. Maar het beste is als er een bredere leeskring van broeders is.”
Moet een leespreek betrekking hebben op de geestelijke toestand van de gemeente?
„Dat moet altijd, want er zijn in de gemeente bekeerden en onbekeerden, die beide gesticht en gewonnen moeten worden.
Het is echter verkeerd om de preekstoel als een steekstoel en de leesstoel als een vreesstoel te gebruiken. Als de liefde er niet is, mist alles zijn doel.”
Ds. De Jongste vindt dat een leesdienst in principe niet langer dan anderhalf uur mag duren. „Ds. Kersten zei eens dat anders „de duivel in de kerk” wordt gelezen.”
Welke auteurs raadt u aan?
„Ik zou preken kiezen uit de kerkhistorische traditie van de Reformatie en de Nadere Reformatie en via de kruis- en ledeboeriaanse gemeenten naar het heden. Ze moeten, zo nodig, wel begrijpelijk hertaald worden. Zet echter de gemeente niet elke zondag 25 jaar of langer terug in de tijd door alleen maar preken te lezen van overleden predikanten. Men moet haar ook aanspreken in de actualiteit van het heden.”
Geen preken van Engelse oudvaders of van predikanten uit andere kerkverbanden?
„Er is een kerkrechtelijke lijn waaraan men zich moet houden, de zogenaamde kanselwacht. Preken die geschreven zijn door auteurs van buiten de eigen kerkformatie, missen de kerkordelijke toegang tot onze kansels. De ouderling die preken leest van predikanten buiten zijn kerk omzeilt de classis. De kerkenraad doet dan informeel aan interkerkelijke kanselruil, waarvoor formeel geen enkel draagvlak bestaat.
Maar we moeten niet kerkistisch worden. Daarom kunnen in gemeenten incidenteel ook Engelse oudvaders gelezen worden en is er tegen het lezen van preken van Philpot, Kohlbrugge, Wulfert Floor en anderen in incidentele gevallen geen bezwaar. Zo werd er in Tholen op 1 februari 2003, toen ik een vrije zondag had, een preek gelezen van ds. F. Mallan ter herinnering aan de watersnoodramp. Hij had die ramp zelf meegemaakt en was destijds consulent hier.”
In uw boek voegde u een epiloog toe over de kerkelijke verdeeldheid. Waarom?
„De kerkelijke verdeeldheid en daarmee de kerkelijke grenzen doen mijn hart soms pijn. Kerkmuren moeten er zijn, maar er zijn gevallen waarin ik die liever geslecht zie. Ik voel de pijn als –weliswaar kerkordelijk terecht– de kansel gesloten moet blijven voor de leespreken van medebroeders met wie een geestelijke herkenning bestaat. Ik lijd aan die puinhopen van de zondige gescheidenheid van Gods kinderen en knechten. Zouden zij, ondanks wat diversiteit, niet moeten samenwonen?”
Correctie 21 mei 2010
In het artikel ”Preeklezen is geen dode bediening” staat dat ds. C. de Jongste het Bijbels en historisch gezien onjuist zou vinden om preekdiensten hoger te waarderen dan leesdiensten. De predikant heeft echter tijdens het interview het tegenovergestelde gezegd. „Bijbels en historisch gezien is het onjuist om leesdiensten hoger te waarderen dan preekdiensten, zoals soms wel gebeurt”, aldus de predikant van de gereformeerde gemeente te Tholen. „Anderzijds mogen wij de leesdiensten niet minachten. Want ook de leespreek is bediening van Gods Woord. Tegenover de levende bediening mogen we de leesdienst nooit wegzetten als een dode bediening. De Heere gebruikt ook gelezen preken tot uitbreiding en welzijn van Zijn levende gemeente, zo weet ik uit ervaring.”