Kerk & religie

TEST_„Preeklezen is geen dode bediening”

In heel wat gemeenten wordt zondag aan zondag niet gepreekt maar een preek gelezen. Ds. C. de Jongste, predikant van de gereformeerde gemeente van Tholen, schreef een boekje om kerkenraads­leden daarbij behulpzaam te zijn: ”U zij al d’ eer!”.

Jan van Reenen
21 May 2010 08:34Gewijzigd op 14 November 2020 10:38
Ds. C. de Jongste, predikant van de gereformeerde gemeente van Tholen. Foto RD
Ds. C. de Jongste, predikant van de gereformeerde gemeente van Tholen. Foto RD

Het waren vooral vragen van gemeenteleden en gesprekken met ambtsdragers die ds. De Jongste tot deze publicatie (uitg. De Tijdstroom, Utrecht) brachten. „Ik draag het boekje daarom op aan de lezende ambtsdrager en de luisterende gemeente. Ik schreef het allereerst voor de Gereformeerde Gemeenten, waarin de Heere mij als predikant een plaats gaf. Ik citeer veelvuldig ds. G. H. Kersten, die zijn kerk bij de leesdiensten zag groeien en opgroeien. Maar ik hoop dat mijn boekje ook handvatten biedt aan mensen uit andere kerken.”

Omdat er in de gereformeerde gezindte veel vacante gemeenten zijn, vinden er zondags veel leesdiensten plaats. In de Gereformeerde Gemeenten worden meer leesdiensten dan preekdiensten gehouden. In de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerden Gemeenten komen verhoudingsgewijs nog meer leesdiensten voor.

De predikant vindt het Bijbels en historisch gezien onjuist om preekdiensten hoger te waarderen dan leesdiensten. „Dat gebeurt soms wel, maar een leesdienst is óók bediening van Gods Woord. Tegenover de levende bediening mogen we de leespreek niet wegzetten als een dode bediening. De Heere gebruikt ook gelezen preken tot uitbreiding en welzijn van Zijn levende gemeente, zo weet ik uit ervaring.”

Wie moet de preken uitzoeken: de ouderling of de hele kerkenraad?

„Het is gebruikelijk dat de dienstdoende ”leesouderling” een preek uitzoekt. Net als bij een preekdienst kan de kerkenraad zo nodig achteraf zijn oordeel uitspreken. Over het lezen van een catechismusverklaring kunnen de ouderlingen het beste samen beslissen.

Mijn boekje geeft aan dat de preekkeus niet alleen bepaald moet worden door een subjectief gevoel van de ouderling maar ook door de kerkorde, het kerkelijk jaar of bijzondere omstandigheden binnen of buiten de gemeente. Het belangrijkste is dat ouderlingen preken lezen met een helder Schriftuurlijk-bevindelijk karakter, waardoor Gods gemeente gebouwd en gevoed wordt. In mijn boekje geef ik Bijbelse toetsingskaders aan waarbinnen de preek zich moet bewegen.”

Moeten alle ouderlingen preken lezen of is het beter te kijken naar bekwaamheden?

„Ouderlingen die moeite hebben met het leiden van een leesdienst, mogen daarvan met een gerust hart afzien. Zulke broeders hebben andere gaven gekregen om in de kerk te dienen. Maar het beste is als er een bredere leeskring van broeders is.”

Moet een leespreek betrekking hebben op de geestelijke toestand van de gemeente?

„Dat moet altijd, want er zijn in de gemeente bekeerden en on­bekeerden, die beide gesticht 
en gewonnen moeten worden.

Het is echter verkeerd om de preekstoel als een steekstoel en 
de leesstoel als een vreesstoel 
te gebruiken. Als de liefde er 
niet is, mist alles zijn doel.”

Ds. De Jongste vindt dat een leesdienst in principe niet langer dan anderhalf uur mag duren. „Ds. Kersten zei eens dat anders „de duivel in de kerk” wordt gelezen.”

Welke auteurs raadt u aan?

„Ik zou preken kiezen uit de 
kerkhistorische traditie van de 
Reformatie en de Nadere Reformatie en via de kruis- en ledeboeriaanse gemeenten naar het heden. Ze moeten, zo nodig, wel begrijpelijk hertaald worden. Zet echter 
de gemeente niet elke zondag 
25 jaar of langer terug in de tijd door alleen maar preken te lezen van overleden predikanten. Men moet haar ook aanspreken in de actualiteit van het heden.”

Geen preken van Engelse oud­vaders of van predikanten uit andere kerkverbanden?

„Er is een kerkrechtelijke lijn waaraan men zich moet houden, de zogenaamde kanselwacht. Preken die geschreven zijn door auteurs van buiten de eigen kerkformatie, missen de kerk­ordelijke toegang tot onze kansels. De ouderling die preken leest van predikanten buiten zijn kerk omzeilt de classis. De kerkenraad doet dan informeel aan interkerkelijke kanselruil, waarvoor formeel geen enkel draagvlak bestaat.

Maar we moeten niet kerkistisch worden. Daarom kunnen in gemeenten incidenteel ook Engelse oudvaders gelezen worden en is er tegen het lezen van preken van Philpot, Kohlbrugge, Wulfert Floor en anderen in incidentele gevallen geen bezwaar. Zo werd er in Tholen op 1 februari 2003, toen ik een vrije zondag had, een preek gelezen van ds. F. Mallan ter herinnering aan de watersnoodramp. Hij had die ramp zelf meegemaakt en was destijds consulent hier.”

In uw boek voegde u een epiloog toe over de kerkelijke verdeeldheid. Waarom?

„De kerkelijke verdeeldheid en daarmee de kerkelijke grenzen doen mijn hart soms pijn. Kerkmuren moeten er zijn, maar er zijn gevallen waarin ik die liever geslecht zie. Ik voel de pijn als –weliswaar kerkordelijk terecht– de kansel gesloten moet blijven voor de leespreken van medebroeders met wie een geestelijke herkenning bestaat. Ik lijd aan die puinhopen van de zondige gescheidenheid van Gods kinderen en knechten. Zouden zij, ondanks wat diversiteit, niet moeten samen­wonen?”


„Ik heb vertrouwen in Smijtegelt”

De oud gereformeerde gemeente van Utrecht telt ’s zondags zo’n vijftig kerkgangers. K. H. Boonzaaijer is er sinds 1996 ouderling. In zijn gemeente is het bijna iedere zondag leesdienst; de keren in het jaar dat er een predikant voorgaat, zijn op de vingers van één hand te tellen. Afwisselend lezen twee ouderlingen en een diaken een preek.

In de avonddienst wordt dit jaar de catechismusverklaring van ds. G. van Reenen, in leven predikant van de Gereformeerde Gemeenten, gelezen. „We proberen af te wisselen met oudere en nieuwere verklaringen”, zegt Boonzaaijer. „In het verleden zijn onder meer catechismusverklaringen van ds. G. van de Breevaart en ds. G. H. Kersten gelezen, maar ook oudere als die van Smijtegelt en Ferré en Brinkman. De keuze voor een catechismusverklaring ligt bij de kerkenraad.”

In de morgendienst lezen de kerkenraadsleden in Utrecht alleen preken van overleden predikanten. De keuze blijft niet beperkt tot voorgangers van het eigen kerkverband of uit de „historische lijn.” Boonzaaijer: „Ik lees graag preken van ds. W. C. Lamain en ds. J. Fraanje van de Gereformeerde Gemeenten, evenals van ds. J. Pannekoek van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. We lezen ook preken van allerlei oudvaders, zoals Smijtegelt, Comrie, Van der Groe, Joos van Laren en Van Lodenstein, maar ook Engelse schrijvers als Bunyan, Boston en de Erskines komen aan bod. Het criterium is dat ze het vertrouwen hebben. Ik heb meer vertrouwen in Smijtegelt dan in mezelf.”

Het gebeurt vrij regelmatig dat ouderlingen reacties op de preek krijgen. Meestal zijn ze positief: mensen die vertellen dat ze geraakt zijn door de gelezen preek. Boonzaaijer leest een preek zelden „zonder gevoel.” Bij het uitzoeken van de preek zijn er nogal eens woorden die hem treffen. „Dan durf ik zo’n preek de gemeente niet te onthouden.”

Overigens krijgt de gemeente deze zomer een eigen predikant: A. F. R. van de Veen. Dan zal het preeklezen minder worden.

In de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Elspeet, met circa 530 kerkgangers, lezen twee ouderlingen om beurten een preek. Een van hen is A. J. Verwijs. In de vacante gemeente gaat jaarlijks maar zo’n drie zondagen een predikant voor.

Dit jaar wordt de catechismusverklaring van ds. A. van Straalen, een predikant van het eigen kerkverband, gelezen. Dat heeft de complete kerkenraad in december besloten.

Verwijs begint op zondagavond al met het uitzoeken van de preek voor de volgende week. De ouderling kiest voor afwisseling: zowel oudvaders als meer eigentijdse auteurs komen aan bod, evenals buitenlandse predikanten. Hendrik van Lis en Theodorus Avinck bijvoorbeeld, maar ook Beukelman, Justus Vermeer, Smijtegelt en Van der Groe. Uit het eigen kerkverband noemt hij de predikanten M. van Beek, W. Verhoeks, J. Pannekoek, A. van Straalen en F. Mallan; uit het buitenland Boston, Erskine, McCheyne, Philpot en Gadsby. Soms wordt er een preek gelezen van iemand uit een andere kerk: G. van de Breevaart, C. Smits. W. C. Lamain of van oefenaar W. van Leeuwen.

Het probleem bij oudvaders, zegt Verwijs, is dat hun preken soms moeilijk zijn en dat sommige woorden hertaald moeten worden. Dat laatste moet zeer voorzichtig gebeuren, vindt hij. Preken van buitenlandse predikanten zijn vaak te lang en moeten om die reden worden aangepast.

Reacties zijn vrij spaarzaam. „De Veluwenaar is gesloten van aard”, zegt Verwijs. Toch krijgt hij af en toe bemoedigingen tijdens een huisbezoek of door mailcontact. Het gebeurt ook wel dat iemand om een kopie van de preek vraagt. „Dan vraag ik niets, maar dan weet ik wel dat de preek die persoon iets te zeggen had.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer