„Schikken rechtszaak kan beter niet op de gang”
TILBURG – De omstandigheden waaronder partijen in een rechtbank een rechtszaak kunnen schikken, zijn verre van ideaal. Rechtbanken moeten daarin verbeteringen aanbrengen, bepleit de Tilburgse onderzoekster J. van der Linden die morgen promoveert.
„Als partijen willen onderhandelen over een schikking stuurt een rechter ze nu letterlijk vanuit de rechtszaal de gang op”, aldus de promovenda. „Daar moeten ze dan tussen vreemde mensen, bijvoorbeeld verdachten in strafzaken, tot overeenstemming komen over hun zaak.”
Van der Linden woonde 150 civiele rechtszaken bij op de rechtbanken van Utrecht en ’s Hertogenbosch. Vervolgens peilde zij de tevredenheid van de procespartijen over het verloop van de procedure. De geschillen hadden onder meer betrekking op de levering van goederen, (verzekerings)overeenkomsten, letselschade of bestuurders- aansprakelijkheid.
In 48 van de 150 door Van der Linden onderzochte zaken bereikten partijen een schikkingsovereenkomst. Niet minder dan 53 procent van de rechtszoekenden is daarover echter een beetje tot zeer ontevreden, bij de advocaten is dat 28 procent.
In Den Bosch liet bij bijna de helft van de schikkingen ten minste een van de procesdeelnemers weten zich door de rechter gedwongen te voelen tot een schikking, in Utrecht bijna 30 procent.
„Misschien heeft die ervaren dwang alleen te maken met de waarschijnlijke uitkomst zoals de rechter die tijdens de zitting liet doorschemeren”, zegt Van der Linden. „Dan is er niet zo veel aan de hand. Anders wordt het als partijen dwang ervaren omdat de rechter partijen met dreigende klemtonen de gang op stuurde of maar bleef aandringen dat schikken echt beter is dan doorprocederen. Dat kan partijen het gevoel geven dat ze maar beter kunnen schikken, omdat de rechter een weigering anders laat meewegen in zijn oordeel. Dat is niet goed.”
Ook de rechtszaal moet onderhandelingsvriendelijker, vindt Van der Linden. „Partijen zit- ten nu op gelijke hoogte van elkaar tegenover de rechter, zodat ze elkaar niet kunnen aankijken. Als je hun tafels een kwartslag naar elkaar toedraait, net zoals in Duitsland, kan dat wel.”
De verwachtingen die rechters en procespartijen van de zitting hebben, lopen nogal uiteen, ontdekte de promovenda verder. „Sommige procespartijen denken dat de rechter al op de zitting gaat zeggen wie er gelijk heeft, terwijl de uitspraak meestal pas zes weken na de zitting komt.”
Ze vindt dat rechters rechtszoekenden veel beter kunnen informeren over wat hun tijdens de zitting te wachten staat. „Ze kunnen er niet op vertrouwen dat advocaten dat zullen doen. Die weten dat vaak ook niet precies, omdat de aanpak per rechter verschilt.”
Door een verandering in het burgerlijk procesrecht in 2002 behandelen civiele rechters momenteel zo’n 90 tot 95 procent van alle zaken op zitting.
Van der Linden: „Voor 2002 werden zaken veelal schriftelijk afgedaan. Je kunt rustig stellen dat rechters nog zoekende zijn in hun nieuwe rol.”