Ook Rusland, Israël en de Palestijnse Autoriteit krijgen er in het rapport van langs.

Naast „buitenrechtelijke executies, marteling en mishandeling van gevangenen, afgedwongen bekentenissen, willekeurige aanhouding en detentie, langdurige eenzame opsluiting en onthouding van eerlijke rechtspleging” ziet het State Department toch enkele lichtpuntjes in China, zoals de vrijlating van enkele prominente dissidenten en toestemming aan vertegenwoordigers van de dalai lama om het land te bezoeken.

Russische militairen maken zich volgens het ministerie schuldig aan „lukraak geweld” tegen burgers in Tsjetsjenië. Onder de bevolking vielen veel doden bij ”schoonmaakoperaties” in Tsotsin-Joert in januari, maart en juli vorig jaar. Voor de dood van 130 mensen bij soortgelijke operaties in 1999 en 2000 in Alchan-Joert, Staropromslovksi en Novii Aldi is nooit iemand ter verantwoording geroepen. Daarnaast vermeldt het rapport de dood van politici en journalisten en terreuracties van Tsjetsjeense separatisten, zoals de gijzeling van bezoekers van een musicaltheater in Moskou.

Godsdienstvrijheid blijft een teer punt in Rusland. Moslims, rooms-katholieken, Joden en anderen melden nog steeds op te moeten boksen tegen vooroordelen van de kant van de orthodoxe meerderheid. Het Amerikaanse ministerie moet de Russische president Vladimir Poetin nageven dat hij zich sterk maakt voor strengere en consequentere toepassing van antidiscriminatiewetgeving.

De eerbiediging van de mensenrechten in de bezette gebieden door Israël blijft onder de maat en is op een aantal punten verslechterd. Onder de 990 Palestijnse doden en 4382 gewonden die vorig jaar vielen waren ook onschuldige omstanders. Zo vielen bij de liquidatie van ten minste 37 terreurverdachten in dichtbevolkte gebieden 25 doden onder omstanders, onder wie dertien kinderen.

Het rapport beschuldigt Palestijnse veiligheidsdiensten en de Fatah-beweging van Yasser Arafat van betrokkenheid bij aanvallen op Israëlische kolonisten, andere burgers en soldaten. Hooggeplaatste vertegenwoordigers van de PLO en de Palestijnse Autoriteit krijgen het verwijt dat zij gewelddadige acties niet principieel afwijzen.