ChristenUnie goede kandidaat voor deelname aan nieuw kabinet
De ChristenUnie is een potentiële kandidaat voor deelname aan het nieuwe kabinet na 7 juni, meent Sytze Faber. De partij heeft bewezen een serieuze regeringspartij te zijn.
Ik heb het voorrecht gehad om in 2006/2007 de formatie van het kabinet-Balkenende IV als waarnemer te mogen volgen. Mijn bevindingen heb ik opgetekend in ”De wet van de koestal. Gereformeerden in Den Haag” (2007).Van begin af aan was duidelijk dat de CU er mentaal aan toe was de Rubicon over te trekken. Dat wil zeggen om de oversteek te wagen vanuit de politieke periferie van het getuigenis naar het centrum van de macht, het kabinet.
Bij de onderhandelingen onder leiding van informateur Wijffels mocht de inbreng van de CU er wezen. De CU-onderhandelaars Rouvoet en Slob profiteerden er onmiskenbaar van dat zij bij veel onderwerpen een positie innamen tussen het CDA en de PvdA in. Het was echter zonneklaar dat ze na een wat onwennig begin het onderhandelen op het scherp van de snede snel onder de knie kregen. Op 24 februari 2007 stemde het congres van de ChristenUnie enthousiast in met het bereikte onderhandelingsresultaat en met de regeringsdeelname. Zijn de hooggespannen verwachtingen van toen bewaarheid?
Geen alternatief
De balans ziet er ongeveer als volgt uit.
Het bestuurlijke profiel van de drie CU-bewindspersonen is aan de bleke kant gebleven.
De CU liet zich duidelijk horen zodra zogenaamde immateriële onderwerpen (abortus, euthanasie, embryoselectie) aan de politieke horizon verschenen. Het heeft ertoe geleid dat de bestaande regelgeving en praktijk in feite zijn gehandhaafd. Verdere verslechteringen –in de optiek van CU (en SGP)– hebben niet plaatsgevonden.
Wat betreft de koopzondagen is voorkomen dat er door middel van oneigenlijk gebruik van de zogenaamde toerismebepaling een dijkdoorbraak plaatsvond.
Er werd steeds alert gereageerd als de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst aan de orde waren.
Van regeren door Balkenende IV is veel minder terechtgekomen dan wenselijk was geweest. Het kabinet heeft geen aansprekend alternatief kunnen aanreiken voor het neoliberaal getinte beleid van de twee paarse kabinetten-Kok en de eerste drie kabinetten-Balkenende.
Het heeft Balkenende IV onmiskenbaar parten gespeeld dat de politieke leiders van CDA en PvdA beiden tot het kabinet waren toegetreden. Balkenende en Bos gunden elkaar het politieke licht in de ogen niet. Veel geruzie, te weinig daadkracht. Met als einduitkomst de beschamende kabinetscrisis over de militaire missie in Afghanistan. Slechte peilingen en aanstaande raadsverkiezingen zorgden ervoor dat Bos niet meer te houden was.
- Het kabinet scheerde al enige keren eerder langs de politieke afgrond (ontslagrecht, crisispakket, JSF, commissie-Davids). Uit alle analyses komt naar voren dat zeker in twee gevallen (crisispakket en JSF) mede door toedoen van de CU –Rouvoet en Slob pikten hun bemiddelende rol uit de formatie weer op– verhinderd werd dat het kabinet al een jaar eerder ten val kwam.
D66
In een aantal opzichten is het kabinet-Balkenende IV (2007-2010) te vergelijken met Balkenende II (2003-2007). Beide kabinetten hielden het niet langer dan drie jaar vol. Beide kabinetten steunden op een coalitie van drie partijen. En heel opmerkelijk: de kleinste coalitiepartij beschikte beide keren over zes Kamerzetels. Bij Balkenende II was dat D66 en bij Balkenende IV de ChristenUnie. Er is echter een wereld van verschil in de manier waarop beide ‘juniorpartijen’ invulling gaven aan hun verantwoordelijkheid.
Bij D66 stond de zelfprofilering voorop. Dat had tot gevolg dat de vicepremier van D66, De Graaf, al snel overboord sloeg en dat Balkenende II uiteindelijk ten val kwam doordat de fractie van D66 het vertrouwen in het kabinet opzegde. Bij Balkenende II vormde D66 het probleem. Dat ontging de kiezers niet. Het zeteltal van de democraten werd bij de daaropvolgende verkiezingen gehalveerd.
Bij Balkenende IV was het probleem de permanente onmin tussen premier Balkenende en vicepremier Bos. Van de drie coalitiepartijen was het vooral de ChristenUnie die zich inspande om van het kabinet te maken wat ervan te maken viel. Gezien de opiniepeilingen is dat kiezers evenmin ontgaan.
Het antwoord op de vraag hoe het de ChristenUnie is vergaan na het overtrekken van de Rubicon kan op grond van het bovenstaande niet anders luiden dan dat ze zich bij haar debuut als regeringspartij heeft waargemaakt en dat ze mee kan doen met de ‘grote jongens’. Het optreden van de CU was heel wat volwassener dan dat van D66 twee kabinetten eerder.
Dit houdt in dat de ChristenUnie bij de komende formatie weer een potentiële kandidaat is voor deelname aan het nieuwe kabinet.
De auteur was hoofdredacteur van het Friesch Dagblad, lid van de Tweede Kamer voor het CDA en burgemeester. Hij houdt zich nu bezig met armoedebestrijding en schrijven.