Stembusakkoord zo gek nog niet
Het woord stembusakkoord roept bij behoudende kiezers weinig warmte op. Dat zal wel komen doordat het herinneringen oproept aan een van de weinige stembusakkoorden uit de vaderlandse geschiedenis, het zogeheten Keerpunt ’72. Dit programma, waarmee PvdA, D66 en PPR begin jaren zeventig gezamenlijk de verkiezingen ingingen, leidde uiteindelijk tot de progressiefste regeringsploeg aller tijden, het beruchte kabinet-Den Uyl.
Toch hoeft afkeer van dit ene voorbeeld geen reden te zijn het hele idee van stembusakkoorden in de prullenbak te gooien. Integendeel. Goedbeschouwd is er veel voor te zeggen als grote partijen al voor de verkiezingen duidelijk maken met wie zij willen regeren en wat voor hen de belangrijkste beleidsdoelstellingen zijn.
Want op dit punt gaat het er in Nederland vreemd aan toe. Het was PvdA-coryfee Van Thijn die er deze week, bij de presentatie van zijn boek ”De formatie”, nog eens de vinger bij legde. „Merkwaardig toch”, merkte de oud-politicus op, „dat een beoogd premier, een staatsman als Cohen, op alle vragen van journalisten een antwoord weet, maar de eenvoudige vraag „Met wie wilt u straks regeren?” afdoet met: „Daar praat ik liever niet over.””
Het door Van Thijn gesignaleerde probleem is een reëel probleem. Al te gemakkelijk komen grote partijen tijdens de verkiezingscampagne weg met de redering dat we eerst de verkiezingsuitslag maar eens moeten afwachten voordat de vraag naar mogelijke coalitievorming aan de orde is. Alsof kiezers er niet enigermate recht op hebben te weten wat er na de verkiezingsdag met hun stem gebeurt. Het maakt nogal wat uit of PvdA-leider Cohen, om een voorbeeld te noemen, na 9 juni in zee gaat met SP, GroenLinks en D66 of dat hij, als hij de grootste wordt, kiest voor een nieuwe coalitie met het CDA.
De reden dat leiders van grote partijen in Nederland zelden of nooit voor de verkiezingen bindende inhoudelijke afspraken met andere partijen maken, is dat zij hun handen volledig vrij willen houden. Je weet immers nooit hoe de verkiezingsuitslag precies zal zijn? Daarom is het maar het beste om maximaal wendbaar te blijven, zo redeneren zij.
Op zichzelf best begrijpelijk. Maar voor de kiezers is het allemaal weinig transparant. Neem de verkiezingsstrijd van 2006. Voortdurend benadrukten Balkenende en Bos, in de hoop dat zij op deze wijze kleinere partijen ter linker- en ter rechterzijde konden leegeten, dat zij elkaars grote tegenpolen waren. „Wilt u Bos uit het Torentje houden? Stem dan op mij.” En omgekeerd.
Maar het uiteindelijke gevolg was dat CDA en PvdA toch samen in één kabinet kropen. Voor progressieve kiezers die in de hoop op echt links beleid hun stem aan Bos hadden gegeven, een grote teleurstelling. Conservatieve burgers die hun stem op Balkenende bedoelden als een stem voor rechts beleid, voelden zich eveneens bedot.
In de achterliggende decennia zijn regelmatig ideeën geopperd om de kiezer meer invloed te geven op de coalitievorming na de stembusstrijd. Voor een deel ging het om radicale voorstellen, zoals de invoering van een districtenstelsel naar Engelse snit of een kiesstelsel waarbij elke burger twee stemmen uitbrengt: één voor de Tweede Kamer en één voor de minister-president.
Aan dat soort voorstellen kleven talloze bezwaren. Een Engels districtenstelsel laat weinig heel van de evenredige vertegenwoordiging. En een aparte stem voor de premier leidt al gauw tot politieke impasses.
Maar vooraf meer duidelijkheid bieden over coalitievorming is een eenvoudige maatregel waarvoor geen enkele wetswijziging nodig is. Het vereist alleen het lef om duidelijke keuzes te maken, zowel wat betreft de gewenste coalitiepartners als wat betreft de te kiezen beleidsdoelen.
Als Balkenende en Rutte het nu reeds eens kunnen worden over enkele belangrijke economische hervormingen en met die inzet de verkiezingen ingaan, voorkomt dat niet alleen dat burgers zich na 9 juni voor het lapje gehouden voelen, maar zou dat er ook wel eens toe kunnen leiden dat nog meer kiezers zich van de PVV afwenden, omdat zij beseffen dat een zo sterk mogelijk CDA en een zo sterk mogelijke VVD de kans op een rechts kabinet het grootst maken.
Bijkomend, niet onbelangrijk voordeel: de formatie kan een stuk vlotter verlopen dan gebruikelijk.