Kerk & religie

Molukse kerk: verbonden over de grens van het graf

Ooit waren sommige Molukkers gevreesde koppensnellers. Elementen van hun eeuwenoude cultuur sijpelen nog altijd door in de hedendaagse theologie. Vandaag deel 9 (slot) in een serie: De voorouders zijn nooit ver weg in de Molukse kerk.

tekst en beeld Jacob Hoekman
14 May 2010 19:50Gewijzigd op 14 November 2020 10:32
De begrafenisplechtigheid in Molukse kring gaat gepaard met tal van rituelen. Het graf wordt door de familie dichtgegooid, nadat bloemblaadjes en veel parfum in het gat zijn beland. Foto Jacob Hoekman
De begrafenisplechtigheid in Molukse kring gaat gepaard met tal van rituelen. Het graf wordt door de familie dichtgegooid, nadat bloemblaadjes en veel parfum in het gat zijn beland. Foto Jacob Hoekman

De parfumlucht walmt door de kerk. Het is ”4711 Echt Kölnisch Wasser”, de klassieke eau de cologne. Familieleden sprenkelen het rijkelijk in de open kist in het midden van de kerkzaal. Dan gaat de kist dicht. De nabestaanden barsten uit in luid geklaag.Het is een vrijdag in februari, in de Molukse wijk in Assen. Een 73-jarige vrouw uit de wijk wordt naar haar laatste rustplaats gebracht. Het vriest en er ligt sneeuw onder een strakblauwe lucht. Om halftien luidt de klok van de kerk zijn heldere klanken. De menigte verlaat de Moluks-evangelische kerk. De kist gaat wordt in de lijkauto geschoven. Een jonge vrouw snikt het uit. Ze zoekt troost bij haar vader.

Toch is de sfeer zeker niet extreem verdrietig. Dat hoeft ook niet, had ds. Theo Pattinasarany van de Molukse gemeente in zijn preek al aangegeven. De hoop op de opstanding liep er als een rode draad doorheen. Joshua, de ongeveer zevenjarige kleinzoon van de overledene, kreeg over dat onderwerp zelfs een apart preekje mee. Over Newton, die ijzersplinters onder een berg zand begroef en ze toen met een sterke magneet allemaal moeiteloos weer naar boven haalde. Met de toepassing: „Als dat ons al lukt, zou God er dan niet voor kunnen zorgen dat een lichaam weer tot leven komt?”

Bloemblaadjes

Op de begraafplaats houdt ds. Pattinasarany het kort. De aangevroren sneeuw knierpt onder zwarte schoenen. Ze zoeken een plekje rondom het pasgedolven graf. De kist zakt in het gat. De bloemstukken volgen. En vervolgens bloemblaadjes, die uit rieten manden over het graf worden uitgestrooid. En, alweer, eau de cologne. De indringende lucht van ”4711” stijgt op uit het graf. Als de flesjes helemaal leeg zijn, worden ook zij in het graf gegooid.

Waarom eigenlijk al die parfum? De dominee glimlacht. „Om lekker te ruiken, zoals je ook doet als je ergens op bezoek gaat”, zegt hij. „Het is een symbool voor het feit dat het leven van de overledene niet is opgehouden.” En, met een knipoog: „Als er in de toekomst hier opgravingen zijn, zullen de mensen weten dat dit een Moluks graf is.”

Stuk graniet

Ds. Pattinasarany had het eerder al gezegd: het geloof in de opstanding is van wezenlijk belang in de Molukse theologie. Het brengt met zich mee dat het contact met de overledenen nooit verloren gaat. „Het tijdelijke is alleen overgegaan in het eeuwige.”

De predikant ervaart het zelf bij het graf van zijn vader, zegt hij. „Al vond ik dat eerst ook moeilijk. Dan stond ik bij zijn graf en zei: Sorry pa, maar ik ben niet gewend om tegen een stuk graniet te praten. Nu gaat me dat beter af. Ik kijk nu door het graf heen.”

Veel mensen zeggen te ervaren dat recent overleden personen rondwaren. Dat merkt ds. Pattinasarany in het pastoraat keer op keer. „De ervaring is vaak dat de familie nog drie dagen heel veel zegt te voelen van de aanwezigheid van de overledene. Daarna is het meestal over.”

Praten met de overledenen, contact met hen ervaren: die ervaringen klinken inderdaad vaker in Molukse kring. Zoals bij een vrouw van middelbare leeftijd die er alleen met grote schroom over praat. Tijdens een vakantie op de Molukken zegt ze duidelijk contact met haar voorouders te hebben gehad; het was een „onvergetelijke” ervaring.

Of neem de vele Molukkers die als kind opgroeiden in Schattenberg, het voormalige Kamp Westerbork. „Het kon daar zó eng zijn”, zegt een andere vrouw. „Als ik langs de zaal moest waar de doden werden opgebaard, was ik doodsbang. Maar wat wil je; het is Westerbork. Van daaruit zijn Joden gedeporteerd; daar zijn mensen vermoord.”

Het gevaar van bijgeloof is reëel, erkent ze. „Spoken en geesten hoorden bij onze opvoeding. Als we midden in de nacht op onverklaarbare wijze honden hoorden janken, keken we elkaar verschrikt aan. Wie gaat er nú weer overlijden? In onze traditie is veel bijgeloof vermengd met het christelijk geloof. Dat besef ik ook wel. Maar tóch kwam het uit.”

Magische relikwieën

Vanzelfsprekend neemt de kerk afstand van het bijgeloof. Maar uitroeien blijkt lastig. In de tijd van de woonoorden, toen Molukkers in Nederland niet mochten werken en er een algehele sfeer van landerigheid ontstond, kwamen de aloude magische relikwieën weer volop boven tafel.

De kerk greep streng in. De relikwieën werden in beslag genomen en ambtsdragers die voorgingen in een traditionele openingsdans bij een bruiloft, moesten zelfs onverwijld hun ambt neerleggen.

Maar wat te doen met prechristelijke elementen die ook onder predikanten breed zijn geaccepteerd? Neem de piring natzar: een schaal met muntjes erop die in veel Molukse huizen de centrale gebedsplaats vormt. Meestal staat de schaal in de slaapkamer van de ouders. De muntjes zijn deels in papier verpakt en symboliseren de samenstelling van het gezin. Niet-verpakte muntjes kunnen dienen als collectegeld.

De achtergrond van de piring natzar gaat ver terug: ooit werden op de schaal offers gebracht aan de voorouders en de geesten. Dat gebeurde rond de centrale, sacrale paal van het familiehuis. Via die lijn is de piring natzar ook verbonden met het ritueel van het koppensnellen. Het afgehakte hoofd werd in de regel begraven voor het huis. De gesnelde kop is echter al sinds jaar en dag vervangen door een kokosnoot. De piring natzar is nog wel volop in gebruik.

Het zijn dit soort kwesties waar het Moluks Theologisch Beraad zich graag over buigt. Het beraad, hoofdzakelijk bestaande uit Molukse predikanten in Nederland, werd zelfs opgericht om cultuur en Evangelie op een goede manier met elkaar te kunnen verbinden. In de jaren negentig resulteerde dat onder meer in een brochure over de piring natzar.

In die uitgave nam ook de Nederlandse prof. A. van de Beek een hoofdstuk voor zijn rekening. Hij wil de vraag of een piring natzar mag of niet, niet beantwoorden omdat de piring natzar nu eenmaal onderdeel is van de Molukse cultuur. Daarom stelt hij een andere vraag: Op welke wijze drukt de piring natzar uit dat Christus Heer is? In de beantwoording van die vraag ziet Van de Beek verschillende positieve elementen. „Het gaat om een centrum in het huis, dat verwijst naar het centrum dat elders ligt. Ons thuis is elders.” En: „De piring natzar verwijst naar het geheimenis dat voor ons uitging in de tijd, overgedragen door onze voorouders en dat buiten ons ligt in de ruimte.”

Het zijn in wezen dezelfde antwoorden die ds. Pattinasarany geeft. Ook hij benadrukt dat het de voorouders waren die een Godsbesef hebben overgebracht, ook al waren ze geen christen. „Onze ouders noemden God oepoe, ofwel heer. Oepoe was echter nooit te vatten voor hen, ze wisten alleen dat Hij ergens moest zijn, daar in de hemel. Het mooie van de christelijke periode is dat wat onbenoemd is gebleven, nu een naam kreeg in Christus Jezus.”

Leidt dat dan niet tot een gevaarlijke vermenging van het prechristelijke en het christelijke? Ds. Pattinasarany ziet dat gevaar niet. „We kennen Jezus ook als de Goede Voorouder. Dus inderdaad, zo kunnen invloeden uit het prechristelijke tijdperk zich wortelen in het christelijke tijdperk. Maar problemen levert dat niet op, omdat het er uiteindelijk om gaat of ik Hem herken, in mijn eigen belevingswereld.”

Stijfbevroren

Terug naar de begrafenisplechtigheid in Assen. Nadat bloemen en parfum in het graf zijn terechtgekomen, is het tijd voor het eigenlijke werk: het begraven zelf. De mannen die de directe familie vormen, nemen elk een van de klaarstaande schoppen ter hand. Verwoed graven ze in de stijfbevroren aarde. Hoe diep is het graf? Twee meter? Normaal wordt het hele graf dichtgegooid door de nabestaanden. Nu niet – de vorst maakt het onmogelijk. Toch scheppen de mannen door, met een verbeten trek om de mond alsof hun leven ervan af hangt. De hele kist verdwijnt onder de grond.

„Eigenlijk is dit een stukje therapie”, zegt ds. Pattinasarany. „Als je nog steeds had weggestopt dat ze was overleden, dan dringt het nu wel tot je door. Je ziet ook aan de mannen welk effect het heeft. Hun bewegingen worden rustiger; ze worden moe van het zware werk en kunnen alle opgebouwde spanning van de begrafenis letterlijk van zich afgooien.”

In rust keert het gezelschap terug naar de kerk, waar een uitgebreide oosterse maaltijd wacht. Er wordt weer gelachen. Oma is dan wel overleden; haar leven is allerminst voorbij.


Een keur aan noodgemeenten

Als leden van één kerk kwamen de 12.500 Molukkers van het eerste uur in 1951 naar Nederland. Zestig jaar op Nederlandse bodem zorgde echter voor een versnippering in wel twintig Molukse kerken en kerkjes.

Al direct na aankomst van de laatste boot met Molukse KNIL-militairen, begin juni 1951, werd in Nederland de Classis Geredja Protestan Maluku di Belanda (de Classis Moluks-Protestants Kerk in Nederland) opgericht. Die kerk wilde expliciet verbonden zijn met de aloude Molukse Kerk, de Geredja Protestan Maluku (GPM).

Lang heeft dat echter niet geduurd. De GPM op Ambon liet in augustus 1951 een kanselboodschap uitgaan waarin alle leden werden opgeroepen de Indonesische republiek te erkennen als de van God gegeven overheid. Dat was tegen het zere been van de Molukkers in Nederland: hun verzet tegen de Indonesische staat was nu juist de reden van hun komst naar Nederland. Het gevolg: eind 1952 richtten de Nederlandse Molukkers in Den Haag een nieuwe kerk op, de Geredja Indjili Maluku di Belanda (de Moluks-Evangelische Kerk in Nederland, GIM). De voorgangers waren vrijwel allen Molukse ex-legerpredikanten uit het voormalige KNIL, het Nederlands-Indische Leger.

De GIM is met meer dan 25.000 leden en zo’n 65 gemeenten nog altijd de grootste kerk onder Molukkers in Nederland. Maar ook de GIM ontkwam niet aan scheuringen. Zo ontstonden al snel de Noodgemeente Geredja Protestan Maluku di Belanda (NGPMB) en de NGPMB maart 1953, die elk uit enkele tientallen gemeenten bestaan.

Daarnaast ontstonden nog een vijftiental andere scheuringen en splitsingen, vaak met de aanduiding ”Nood” of ”Darurat” in het vaandel. De aanhang daarvan bleef in de meeste gevallen beperkt tot één gemeente.

De redenen voor de vele splitsingen zijn divers, maar zelden zuiver theologisch van aard. Zo waren er ruzies tussen families, tussen leidinggevende personen, tussen Molukkers van de diverse eilanden en tussen pro-RMS’ers en contra-RMS’ers.

Vooral die laatste typering kan behulpzaam zijn om de diverse kerken van elkaar te onderscheiden. De meerderheid van de Molukkers in Nederland behoort tot een kerk die op het ideaal van de eigen staat RMS is georiënteerd. Van die kerken is de eerdergenoemde Moluks-Evangelische Kerk (GIM) de grootste.


Inspiratie in Israëls woestijntocht

Jeruzalem is Ambon niet. Of toch wel? De overeenkomsten tussen het volk Israël en de Molukkers worden in menig Moluks kerkgebouw nog altijd stevig benadrukt.

Hij wond er geen doekjes om, de Molukse predikant die vorige maand een meditatie hield in Apeldoorn ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de RMS. Zijn uitgangspunt nam hij in Genesis 28, waar Jakob belooft de Heere tot God te zullen hebben wanneer „ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn.”

„Wat moeten we met die woorden?” vroeg de predikant zich af. „Moeten we daar verdrietig om worden? Of boos? Nee. We zeggen: U bent onze God, U kleedt ons en gaat met ons op onze weg. De realiteit voor ons is dat we nog altijd onderweg zijn. Maar we geven de hoop en verwachting niet op dat Hij ook ons zal brengen in het huis van onze ouders. En we geven ook die andere woorden van Jakob niet op: U gaat met ons mee.”

Ds. Pattinasarany, die tot vorige maand de Moluks-evangelische gemeente in Assen diende en inmiddels naar het Limburgse Venray is vertrokken, is er wat voorzichtiger in. Hij lacht. „Vooral in de beginjaren hebben we een tijd gehad waarin het Molukse volk zich sterk identificeerde met Israël, en dan vooral met de veertigjarige woestijnreis. Maar toen die veertig jaar voorbij waren, was het al gauw: Heer, hoe lang nog? Het heeft de identificatie met Israël minder gemaakt.”

Ouderen herinneren zich die tijd nog heel goed. „De bekende ds. Metiary preekte hier over het volk van Israël en gaf duidelijk aan dat we zo ook het Molukse volk kunnen zien”, zegt een van de kerkenraadsleden van de Moluks-evangelische gemeente in Assen.

Maar ook vandaag de dag zijn politiek en religie in veel Molukse gemeenten nog altijd nauw verweven. Zo zijn er op de 24e van elke maand speciale kerkdiensten voor de Molukken. Daarin gaan ook ouderlingen voor. Een van hen: „Ik preek dan vaak over teksten uit Psalmen en uit Exodus. Die lijn met het Joodse volk dat naar God roept, die trek ik nog altijd.”


In het digitale magazine ”Mena Muria” een video waarin ds. Pattinasarany vertelt over de culturele elementen in de Molukse kerk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer