Eis: 1,5 jaar cel voor ex-voorzitter ACP
Wegens verduistering, valsheid in geschrifte en het doen van een valse belastingaangifte is vrijdag voor de rechtbank in Utrecht anderhalf jaar gevangenisstraf en 50.000 euro boete geëist tegen de 56-jarige H. Kruizinga.
Officier van justitie W. Freijsen achtte bewezen dat Kruizinga in de periode dat hij namens de Algemeen Christelijke Politiebond (ACP) en andere politiebonden opleidingsfondsen beheerde, ruim 500.000 gulden heeft gebruikt voor privé-uitgaven. Kruizinga is oud-voorzitter van de ACP.
Freijsen sprak het vermoeden uit dat Kruizinga zich nog meer geld had toegeëigend, maar het openbaar ministerie is terughoudend geweest in zijn berekeningen.
Kruizinga ging vijf jaar geleden met ruzie weg bij de ACP en een jaar later deed het nieuwe bestuur aangifte. Na een langdurig financieel onderzoek bleek van de 3 miljoen gulden die het Rijk aan subsidie aan die opleidingsfondsen had uitgekeerd, 1 miljoen gulden niet door accountants te zijn gecontroleerd.
Ruim de helft daarvan bleek Kruizinga te hebben doorgesluisd naar bankrekeningen van zichzelf en zijn vrouw. Het geld werd gebruikt voor allerlei privé-uitgaven zoals het kopen van een huis, een tweede huis en het collegegeld van een dochter. In het jaar 1994 had het gezin Kruizinga bijna 4 ton uitgegeven.
Kruizinga gaf toe dat hij die bedragen aan zichzelf had uitgekeerd. Maar hij was naar eigen zeggen volkomen te goeder trouw geweest. Hij had de onkostenvergoedingen waar hij recht op had, steeds laten oplopen en keerde zichzelf af en toe een groot bedrag uit. „En dan is een paar ton over vijf jaar verdeeld niet zo heel veel geld”, vond Kruizinga.
De verdediging beschikte ook nog over een tegenonderzoek door een forensisch accountant. Die stelde dat noch de fondsen, noch de ACP geld kwijt waren.
Officier Freijsen stelde dat nergens bleek dat Kruizinga recht had op enige dag- of onkostenvergoeding. De officier was ook van mening dat Kruizinga, toch in het bezit van een boekhouddiploma, expres een rommelige en onvolledige administratie had bijgehouden. De officier was ervan overtuigd dat Kruizinga doelbewust de situatie had geschapen waar hij alle verantwoordelijkheden rond het subsidiegeld aan zichzelf had toebedeeld.
Uitspraak 11 april.