Reddingspoging goud kostte twaalf Maassluizenaren het leven
Een poging om bijna duizend baren goud uit de handen van de Duitsers te houden, kostte twaalf inwoners van Maassluis het leven. Dinsdag werden zij voor het eerst herdacht op de begraafplaats van Maassluis.
Het contrast is groot. Vlak achter de grafstenen van de in de oorlog omgekomen Maassluizenaren hangt een nestkast met jonge koolmezen aan een beukenboom. Vader en moeder koolmees vliegen af en aan om de piepende jongen van voedsel te voorzien. Het gepiep is het enige geluid dat de minuut stilte ter nagedachtenis aan de slachtoffers doorbreekt. Dood en leven ligt dicht bij elkaar.Op de dag dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland uitbreekt, 10 mei 1940, krijgt de voltallige bemanning van het in Maassluis gestationeerde stoomloodsvaartuig no. 19 de opdracht zich te melden op het schip. Normaal gesproken vaart de bemanning twee weken achter elkaar en heeft ze daarna een week rust. Nu moet de ploeg na drie dagen weer op komen dagen. Nederland heeft het schip nodig.
In Hoek van Holland wordt de stoomboot ingedeeld bij de Nederlandse marine en krijgt het de naam Hr. Ms. BV (bewakingsvaartuig) 19a. Luitenant ter zee 2e klasse IJbrand Smit neemt het bevel over.
’s Avonds krijgt Smit de opdracht om naar Rotterdam op te stomen. Hij moet er een ploeg Britse ”demolition parties” brengen. Deze militairen hadden opdracht om voor Duitsers belangrijke installaties op te blazen. Maar de tweede opdracht was nog veel belangrijker. De Hr. Ms. BV 19a moest op de terugweg goud meenemen vanuit de kluizen van de Rotterdamse Bank Onder de Boompjes. De Nederlandse regering wil niet dat het in Duitse handen valt.
De heenreis in de late avond van 10 mei verloopt probleemloos. Het personeel van de bank is druk bezig om 937 baren goud in houten kisten te verpakken. Midden in de nacht worden die met behulp van Nederlandse mariniers aan boord geladen. De waarde van het goud is in die dagen 22 miljoen gulden, omgerekend is het in 2010 bijna een miljard euro waard.
Op de terugweg doet zich een drama voor. Op de Nieuwe Waterweg, ter hoogte van de Super Fosfaatfabriek in Vlaardingen, trekt het ijzeren vaartuig een magnetische mijn aan. Door de ontploffing wordt het schip vlak achter de machinekamer in tweeën gescheurd.
Het achterschip blijft nog heel even drijven, waardoor vier opvarenden uit de bemanningsruimte kunnen kruipen. Ook stuurman Willem Goos en hulpzeeloods Reijer Koudenburg overleven de ramp.
De rest van de bemanning is op slag dood of zinkt met het voorschip naar de bodem van de Nieuwe Waterweg. Pas zes weken later, als het wrak wordt geborgen, kunnen de slachtoffers worden begraven. Drie Britse zeelieden krijgen een graf in Vlaardingen, negen van de twaalf omgekomen Maassluizenaren krijgen een graf op de algemene begraafplaats in Maassluis.
Precies zeventig jaar na datum vertelt de dochter van schipper Koree met tranen in haar ogen dat zij niet wilde geloven dat haar vader niet meer thuiskwam van de reis. „Hij was wel vaker langer van huis, maar hij kwam altijd weer thuis. Waarom zou dat nu niet het geval zijn?” Haar verhaal is herkenbaar voor de ruim honderd nabestaanden die gisteren de herdenking bijwoonden.
De zussen Plony (77) en Carla (74) Hoogvliet hebben een bijzonder verhaal te vertellen. Hun vader Klaas Hoogvliet was de matroos-kok van stoomloodsvaartuig no. 19. Maar omdat hun moeder niet kon wennen in Maassluis, mocht het gezin in Rotterdam wonen. Klaas kreeg pas uren later per telegram door dat zijn verlof was ingetrokken. Toen hij in de vroege ochtend van 11 mei richting Hoek van Holland fietste, kwam hij een auto tegen met daarin twee overlevenden van de ramp: Cornelis Swart en Bertus Spuij. Die vertelden wat er met hun loodsboot was gebeurd. „Mijn vader was kapot van verdriet. De bemanning was eigenlijk een hechte familie, van wie nu het merendeel in één klap was omgekomen. Mijn vader heeft drie maanden niet kunnen werken.”
Dat er nu relatief veel bekend is over de geschiedenis van het stoomloodsvaartuig, is te danken aan een schoonzoon van de Hoogvliets: Ronald Dijkstra. Hij is al zes jaar bezig met het uitpluizen van de geschiedenis en hoopt volgend jaar een boek te kunnen presenteren over het onderwerp. „In de geschiedenisboeken staat maar heel weinig over dit verhaal of de informatie klopt niet. Het leek me goed om eens precies uit te zoeken hoe het is gegaan.”
Burgemeester K. Karssen maakte dinsdag bekend dat er volgend jaar in het Nationaal Sleepvaartmuseum een expositie wordt ingericht over de ramp met de Hr. Ms. BV 19a.
Daarin zal ongetwijfeld ook worden gerept over de zes baren goud die zeventig jaar na datum nog steeds niet zijn gevonden. Dijkstra: „Met duiken, bergen en baggeren zijn de meeste goudklompen wel gevonden. De Duitsers hebben ze in beslag genomen als oorlogsbuit. Maar zes staven zijn nog steeds spoorloos. Die zijn misschien wel gestolen door baggeraars. Of ze liggen nog steeds op de bodem van de Nieuwe Waterweg.”
Dit is het derde deel in een serie over de Duitse aanval op Nederland, zeventig jaar geleden.