Opwekking liep stuk op moralisme
De Amerikaanse opwekkingsbeweging van na de bekende theoloog Jonathan Edwards liep onder andere door haar moralisme halverwege de negentiende eeuw stuk op een samenspel van maatschappelijke en theologische veranderingen.
Dat betoogde de Amerikaanse historicus prof. dr. James Bratt maandag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De hoogleraar van het Calvin College in Grand Rapids sprak op uitnodiging van het Centrum voor Reformatorische en Evangelicale Theologie (CERT) over Amerikaanse evangelicalen in de negentiende eeuw.In 1843 bracht de broer van Harriet Beecher Stowe, schrijfster van ”De negerhut van oom Tom”, zichzelf om het leven. De reden: het lukt hem niet om de christelijke volmaaktheid te bereiken. „Hij was er een uit velen”, aldus dr. Bratt. „Zulke voorbeelden laten zien dat veel Amerikanen halverwege de negentiende eeuw gefrustreerd en gedesillusioneerd waren. De grootse beloften die de opwekkingsbeweging hun decennialang had voorgehouden, gingen niet in vervulling.”
In zijn lezing analyseerde dr, Bratt hoe het zover had kunnen komen. Allereerst werd „vrijheid” in het verlichte Amerika steeds meer de allesoverheersende norm, waardoor de erfenis van Jonathan Edwards in de problemen kwam. „Edwards had juist grote nadruk gelegd op Gods soevereiniteit. Daarmee kon men niet meer uit de voeten, nu men net een revolutie achter de rug had. Het beeld van een verkiezende God werd vervangen door dat van een verkozen gouverneur.”
Verder bleek de maatschappij niet zo gemakkelijk om te vormen als sommige opwekkingspredikers hadden doen geloven. „Iemand als Charles Finney had er voortdurend op gehamerd dat ieder individu zich moest inspannend om ethisch perfect te zijn. Als iedereen dat zou doen, zou het vrederijk niet lang meer op zich laten wachten, stelde hij. Maar economische crises en andere grote maatschappelijke veranderingen deden mensen beseffen dat er krachten waren die de enkeling te boven gingen.”
Ook kalfde het vertrouwen in de rede sterk af. „Het debat tussen calvinisten en arminianen leek wel eindeloos. Het gezonde verstand leek geen uitkomst te bieden. Mensen wisten niet meer wie ze moesten geloven.”
Al de veranderingen en teleurstellingen resulteerden in de opkomst van verschillende nieuwe theologische concepten, schetste de hoogleraar uit Grand Rapids. Enerzijds waren dat radicale vernieuwers zoals de mormonen en de zevendedagsadventisten, anderzijds was dat juist ook een „huiselijke” vorm van godsdienst. „Dwight L. Moody sprak heel troostrijk over het „thuiskomen” bij God, waar moeder al wachtte. In zijn spoor zijn familiewaarden voor veel evangelicalen nog altijd van groot belang.”