Boer boven boer in de Lopikerwaard
Wat gaat er schuil achter die statige boerderijen en hun gesloten bewoners? Dat intrigeerde Herman de Man (1898-1946) toen hij als jonge knul met een volgeladen kruiwagen de boer op moest. Hij smulde van de ruige verhalen die de boeren en de knechten hem vertelden. Jaren later traden ze op als figuranten in zijn streekromans.
De romans van Herman de Man zijn de kapstokken voor de tentoonstelling ”Rijshout en rozen. Het rijke leven van de Lopikerwaard” in Stadsmuseum IJsselstein. Tot eind augustus is daar een tentoonstelling te zien over het boerenverleden van de Lopikerwaard.
Herman de Man groeide op in de Lopikerwaard in het begin van de twintigste eeuw. Hij woonde onder meer in Oudewater en Benschop. Als zoon van een Joodse koopman was hij een buitenbeentje tussen de calvinistische dorpelingen. Dit maakte hem, samen met de vele ruzies die zijn ouders hadden, eenzaam. Vaak zocht hij zijn heil bij een treur-es op een begraafplaats in Benschop. Vanuit die boom overzag hij de weilanden, de boomgaarden en de grienden en zag hij hoe de boeren en hun knechten het zware werk op het land verrichtten.
Als jonge man begon hij met het schrijven van streekromans. Met zijn roman ”Rijshout en rozen” in 1924 kreeg hij enige erkenning van literatuurliefhebbers en met ”Het wassende water” in 1925 stal hij het hart van het lezerspubliek. Lange tijd heeft dit boek op de literatuurlijsten voor middelbare scholen gestaan.
Bijna al de romans spelen zich af in de Lopikerwaard, een gebied dat ligt ingeklemd tussen de rivieren Lek, IJssel en Vlist. In de polder woonden de hardwerkende boeren die geen woord loslieten over hun eenzaamheid en hun malende gedachten. Daar zwegen boerinnen zodra een van moord verdachte boerenzoon het erf opkwam. En daar keek het arme ambachtsvolk met jaloezie vanaf de ene kant van de wetering naar de vette keukens van de boeren aan de andere kant.
In zijn romans mat Herman de Man de tragiek van het leven breed uit. Kinderloosheid, kindersterfte en volwassenen die op de meest ongelukkige momenten (bijvoorbeeld vlak na een ruzie met een zoon) en op tragische wijze aan hun einde komen, vormen vaak de rode draad. Meestal zit er een kern van waarheid in. Want het leven in die tijd was zwaar. Er werd hard gewerkt, veel mensen stierven jong en elke burger, dus ook elke boer, was strikt gebonden aan sociale regels. Een citaat als „Zij bleven kinderloos en dat valt een vrouw in het kale achterland alleen, zwaar om te dragen”, zegt veel over de beleving van de werkelijkheid.
Eeuwenlang hadden de boeren het voor het zeggen in de Lopikerwaard. De boer met het meeste land kreeg doorgaans ook bestuurlijke functies in waterschappen en kerkelijk besturen. Zij bepaalden de regels. Veel boeren waren rijk. Dat is nog te zien aan de vele grote boerderijen. Boerenfamilies gingen op zondag met hun prachtige sieraden en kleding in een tilbury (een koets) met paarden ervoor naar de kerk. En op hoogtijdagen bepaalden de kwaliteit van de sigaren, het servies en het zilverwerk de status die men had. Want er was boer boven boer.
Voor de tentoonstelling ”Rijshout en rozen” zijn uitsluitend voorwerpen en foto’s bij elkaar gezocht die typisch boers zijn. Bijvoorbeeld de kleding die op veel foto’s te zien is. Die was anders dan de kleding die door de burgerij in de stad gedragen werd. Verder zijn in veel boerderijen tegeltableaus rondom de schouw te vinden. En erboven prijkt dikwijls een lange rij Delfts blauwe borden. Ook daarover schreef Herman de Man.
In de tentoonstelling komen verschillende inwoners van de Lopikerwaard aan het woord. Onder andere twee boerenfamilies. Ze hebben nog veel foto’s en spullen van hun voorouders die in de tijd van Herman de Man op de boerderij leefden. In en rondom hun boerderij heeft de kunstenaar Lidi Oepts-Hutter foto’s gemaakt. En door middel van een film over deze twee families wordt duidelijk hoe het is om in een historische boerderij te wonen en tegelijkertijd boer te zijn op een bedrijf dat sinds mensenheugenis in handen van de familie is geweest.
Zoals de boerderijen in het landschap getuigen van het belang van boeren in het verleden, zo vertellen de foto’s van (over)grootouders en de verhalen over hen veel over de wijze waarop men in de werkelijkheid stond. Door de nadruk te leggen op familieverhalen en door de huidige bewoners van boerderijen te laten zien, komt het verleden letterlijk dichtbij.
Een concreet voorbeeld van de invloed van het boerenverleden is de bloei van het polsstokverspringen in de regio. Vroeger verplaatsten boeren zich vaak met de polsstok door het land. Dat reisde het snelst, omdat er nog niet zo veel wegen waren. Daarbij komt dat het landschap van de Lopikerwaard met de vele sloten en de stevige bodem erg geschikt is voor polsstokspringen. Anno 2010 is het polsstokverspringen een geliefde zomersport in de regio. De winnaars van de wedstrijden krijgen behalve medailles en bekers niet zelden een Delfts blauw bord of een beschilderde melkbus cadeau. In feite is de boerencultuur nog springlevend.
De tentoonstelling ”Rijshout en rozen. Het rijke leven van de Lopikerwaard” is tot en met 29 augustus te zien in het Stadsmuseum IJsselstein. Bij de tentoonstelling worden poldertochten met de polsstok en lezingen georganiseerd. www.stadsmuseum.nl