Eiken
Er waren eens twee imposante eikenbomen. Van oorsprong twee eikels van één moederboom, die uitgroeiden tot twee kolossale gestalten. De takken hingen vol eikels en hun bladerdek verspreidde een weldadige schaduw. Een van deze genetisch zeer verwante bomen ging op een gegeven moment dood. In de bladloze periode was dat aanvankelijk niet zichtbaar. Beide bomen vertoonden alle kenmerken van een eik en de vogels maakten van beide even dankbaar gebruik.
Ondertussen groeide de levende boom door in hoogte, breedte en diepte, tegen de verdrukkingen van het klimaat en andere weersomstandigheden in. Na een jaar of tien hoorde ik tot mijn schrik de dode –inmiddels steeds verder vermolmende– eik tegen de levende zeggen: „Joh, wat zijn wij de laatste jaren uit elkaar gegroeid! Jij bent niet meer die wij samen waren. Het lijdt geen twijfel dat jij qua identiteit zichtbaar bent afgeweken waar ik standhield. Ik kan met de feiten in de hand bewijzen dat ik qua identiteit vasthield wat jij bent ontgroeid. Wij passen echt niet meer bij elkaar.”Tot mijn schrik realiseerde ik mij de werkelijkheid. De dode eik had gelijk. Maar met deze manier van discussiëren wint de dood het van het leven. De overwinning is echter levenloos.
Deze parabel betreft de verhouding tussen identiteit en verandering. In een sombere bui ben ik bang dat onze reformatorische kerken wat weg hebben van die dode eik. Vanbuiten oogt het nog heel wat, maar vanbinnen zijn ze vermolmd. Veranderingen krijgen geen kans, maar de overblijvende identiteit is levenloos. Wie krampachtig alle veranderingen in de kerk afwijst, begrijpt niet dat hij zich zo ook vastklampt aan tradities en een denkwereld uit een bepaalde tijd. Ook al is dat een denkwereld van bijvoorbeeld een eeuw geleden.
Deze parabel vormt geen oproep tot vernieuwing. De oproep is eerder reactionair: het gaat om een terugkeer naar de levende God en Zijn altijd actuele Woord. Dat heeft echter niets te maken met stilstand of met krampachtig vasthouden aan wat wij ‘nog’ hebben.
Het gaat mis als we menen gereformeerd te zíjn. Gereformeerd zijn we omdat wij altijd weer gereformeerd moeten wórden (Hoornbeeck). Iets van de misvatting hieromtrent klinkt door in ons theologisch taalgebruik. De Bijbel wordt vaak aangeduid als een klomp goud, die we zorgvuldig moeten koesteren. De Bijbel is echter geen goudklomp. Hij is een goudmijn. Je moet blijven graven om zijn rijkdommen op te diepen. Stoppen met graven leidt tot geestelijke armoede. Je mist dan waar het vandáág om draait. Stilstand is achteruitgang. Helaas moeten we concluderen dat de gereformeerde orthodoxie een eeuw lang pas op de plaats heeft gemaakt. En dat terwijl we een kanteling der tijden doormaken. We beleven een crisis der orthodoxie.
Als de inzet slechts is om ons theologisch systeem en kerkelijk leven te bevriezen, leidt dat tot verkilling van het geestelijk leven en staan we de Geest in de weg. Dan trekken we ons op aan een leer, aan verstolde liturgie en verouderd taalgebruik. Dan bouwen we op vleselijke zekerheden, en niet op Christus. Een echt geestelijke oriëntatie op de verzoening in Christus door een levend geloof plaatst veel van onze theologische en kerkelijke discussies in het juiste perspectief.
Dat geldt ook de kleine dingen. Het is triest als onze rechtzinnigheid wordt afgemeten aan de hand van het wel of niet laten zingen van gezangen in een eredienst. Het is bepaald niet per definitie een goed teken als er geen behoefte is om rechtstreeks van Christus te zingen. De echte kenmerken van rechtzinnigheid vinden we in Galaten 5: liefde, vreugde, vriendelijkheid, zachtmoedigheid, geduld etc. Wie is dan rechtzinnig?
Waar draait het om? Het gaat om onverdacht gereformeerd zijn, geworteld in onze rijke traditie, maar met een eigen gezicht en met een nieuwe Bijbelse relevantie. Een authentiek gereformeerde theologie die vanuit Gods Woord aansluit bij de vragen en het denkklimaat van deze tijd.
Hiermee betreden we een spanningsveld. Het gaat er immers om dat wij via onze belijdenis een terugwaartse beweging maken naar de Bijbel zelf en zijn boodschap vertolken in en voor het heden. Een opnieuw ontdekken van de Bijbel dus, zoals ooit gebeurde tijdens de Reformatie. Het zal niet meevallen. „Er is enkel de strijd om te heroveren wat verloren ging, gevonden werd, en weer verloren, telkens opnieuw; en nu in omstandigheden, die ongunstig lijken” (T. S. Eliot).
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl