Een pact dat geen stabiliteit brengt
De eurolanden kampen met een geloofwaardigheidsprobleem. Er is een stabiliteitspact met spelregels om ontsporing van de begrotingstekorten te voorkomen. Maar wat heb je daaraan als die niet worden gehandhaafd?
De preventieve en corrigerende werking van het genoemde mechanisme is, zo leert de ervaring, beperkt. Uiteindelijk hangt hierbij toch alles af van de bereidheid van de politiek om zich in budgettair opzicht netjes te gedragen en dat vormt altijd een onzekere factor. De gebeurtenissen van de laatste tijd rond Griekenland hebben op dit punt iedereen met de neus op de feiten gedrukt. Ondanks de voorschriften was er sprake van wanbeleid in die lidstaat, met als gevolg verlies van vertrouwen op de financiële markten en crisis binnen het stelsel met de Europese eenheidsmunt.De euro deed in 1999 zijn intrede met de invoering van vaste, niet langer aan te passen wisselkoersen en kreeg in 2002 zichtbaar gestalte als chartaal betaalmiddel. Vorig jaar gaf de EU nog hoog op over het succes gedurende het eerste decennium. Maar nu beluister je hier en daar twijfels. Zal het project van de monetaire integratie het in de huidige opzet op den duur redden?
In ieder geval zijn convergentie van beleid, ofwel het met elkaar in de pas lopen, en discipline vereist. En nodig is: streng zijn tegen overtreders. Vanuit die achtergrond wakkert een discussie aan over een krachtiger economisch bestuur vanuit Europa, met beter toezicht en hechtere coördinatie. Eurocommissaris Rehn, tot wiens portefeuille dit soort zaken behoort, presenteert in dit kader volgende week woensdag voorstellen ter versterking van het stabiliteitspact, een actiepunt dat hij naar zijn zeggen beschouwt als zijn topprioriteit. Ook hij stelt vast: regels zijn er wel, maar de naleving ervan, daar schort het aan. „We moeten onze tanden laten zien aan degenen die steeds weer de bepalingen aan hun laars lappen”, verklaarde hij onlangs.
Convergentie, discipline, strengheid, dat soort begrippen speelde ook in 1991 al een rol. Toen kwam het Verdrag van Maastricht tot stand, met daarin de marsroute naar de introductie van een gemeenschappelijke valuta. Een van de destijds vastgelegde toetredingscriteria voor de Economische en Monetaire Unie (EMU) luidt dat het begrotingstekort zich niet boven de 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) mag bevinden. Het betreft een willekeurig gekozen limiet. Hij had ook bij 2 of bij 4 procent kunnen liggen. Als je maar –daar gaat het om– een heldere maatstaf hebt om de overheidsfinanciën in het gareel te houden.
In 1995 volgde een nieuwe discussie, op initiatief van de Duitsers, vooral van de Bundesbank. Die meende dat er te weinig garanties bestonden tegen buitensporige tekorten in de toekomst. De regering van bondskanselier Kohl verlangde een aanvullend instrumentarium, het stabiliteitspact. Zij opperde een systeem met daarin bij blijvende overschrijding van de bovengrens automatische boetes.
Toenmalig minister van Financiën Zalm juichte zo’n harde benadering toe. Er vonden stevige onderhandelingen plaats tussen Duitsland en Frankrijk, die op dit terrein traditioneel respectievelijk de preciezen en de rekkelijken vertegenwoordigen. Die eindigden met de afspraak dat de raad van ministers, op voorstel van de Europese Commissie, beslist over sancties. Geen automatisme dus, maar ruimte voor politiek handjeklap.
Tot dusver is er geen enkele keer een boete uitgedeeld. Hield iedereen zich dus keurig aan de normen? Allerminst, maar de vrees dat lidstaten elkaar niet snel een straf opleggen, bleek terecht. Toen vanaf 2002 ook de grote spelers, Frankrijk en Duitsland, in de fout gingen –bij onze oosterburen zwaaiden inmiddels sociaaldemocraten en groenen de scepter– werden de regels in feite buiten werking gesteld en startte een debat over aanpassing ervan. Dat resulteerde in 2005 in een afzwakking. Het plafond van 3 procent bleef overeind, maar uitzonderingsbepalingen verschaften meer bewegingsvrijheid en voorzagen in grotere coulance.
Na die roep van enkele jaren terug om een versoepeling, klinken nu pleidooien voor een aanscherping. Zo slingert het heen en weer. In ieder geval doet het pact zijn naam geen eer aan. Het brengt immers niet de beoogde stabiliteit. Dat ligt niet aan de inhoud ervan, maar aan de politici. Een grens van 3 procent: volstrekt helder, in de praktijk blijkt handhaving echter weerbarstig.