Zeker weten gaat niet boven vertrouwen
Bijbels christendom is leerstellig christendom, stelde dr. P. de Vries in zijn bijdrage van 21 maart. J. M. van Vliet
is het daar in grote lijnen mee eens. Toch maakt hij kanttekeningen bij het te sterk benadrukken van de kennis van de christelijke leer. Ik kan onderschrijven dat kennis van het Woord van God een belangrijk element vormt in de christelijke kerk. Eveneens zie ik in die zin het belang van de catechese. Ook kan ik er volledig in meegaan dat het principiële uitgangspunt van ervaring niet de mens is, maar God zelf.
In deze bijdrage proef ik echter dat de leer te allen tijde boven ervaring wordt gesteld, en dat is mijns inziens niet helemaal terecht.
Allereerst wordt in de bijdrage gesproken over „de bijbelse en gereformeerde leer.” Dit zou kunnen impliceren dat de gereformeerde leer de enige juiste bijbelse leer is, hoewel ik niet vermoed dat de schrijver dat op deze manier bedoelde. Beter is het om te spreken over de „bijbelse leer.”
Volgens dr. De Vries is het onmogelijk een ware christen te zijn zonder weet te hebben van de grondlijnen van de bijbelse boodschap, waarbij het zekere weten de basis vormt voor een vast vertrouwen. Echter, als ik naar de Bijbel kijk, en ik zie daar de moordenaar aan het kruis, dan zie ik een rotsvast vertrouwen in Jezus. Als ik de verhalen lees van zendingsarbeiders, en als ik hoor van de wonderen die gebeuren in gebieden waar mensen de Bijbel nog niet eens zelf kunnen lezen en waar juist door die wonderen toch veel mensen christen worden, dan zie ik daar in eerste instantie vertrouwen, en niet bepaald een zeker weten. Een vast vertrouwen en een zeker weten staan daarom voor honderd procent op één lijn met elkaar. Het een werkt het ander, ongeacht de volgorde. Het een is daarom ook geen voorwaarde voor het ander.
Vragen
Heel belangrijk is het dat de predikant weet heeft van de vragen die bij mensen leven, en dat die ook gebruikt kunnen worden als inzet van de preek. Ook terecht is dat deze vragen worden behandeld in het licht van de Bijbel. Ik ben het er echter niet mee eens dat de vragen van mensen niet de juiste vragen zouden kunnen zijn in het licht van de Bijbel. Het gevaar bestaat dat de predikant dan vervalt in leerstelligheden zonder de vragen die er leven te behandelen omdat dat niet de juiste vragen zouden zijn. Het gevolg kan zijn dat mensen zich onbegrepen voelen.
Zoals de schrijver vermeldt in zijn bijdrage, staat heel duidelijk in de Bijbel hoe we onbevreesd God kunnen ontmoeten, hoe moeilijk dat ook is. Inderdaad, van deze elementen is kennis nodig, en de schrijver geeft hier aan hoe deze boodschap overgedragen moet worden: via overdracht tijdens de catechese en via het uit het hoofd leren van bijbelgedeelten, psalmen en (gedeelten van) de Heidelberger Catechismus. Als motivatie geeft hij hiervoor dat onkunde de moeder aller dwaling is.
Dit is terecht opgemerkt, maar volgens mij niet correct toegepast. Wat draagt het uit het hoofd leren van gedeelten wezenlijk bij aan kunde? Kennis staat volgens mij niet gelijk aan kunde. Kunde staat veel dichter bij het leren lezen en begrijpen van de Bijbel, bij het in gesprek gaan met God en het leren prijzen van Zijn Naam. Natuurlijk is kennis niet verkeerd, maar het draagt aan kunde weinig bij.
Dr. De Vries stelt dat het hoofdelement van de eredienst altijd de dienst van de verzoening hoort te zijn, met daaromheen de dienst van de gebeden en het zingen van de gemeente. De bediening is belangrijk om te weten wat God van ons vraagt, maar kunnen we daarom het gebed een ’lagere’ plaats geven? En de lofprijzing (het zingen)? Die elementen zijn net zo belangrijk als de dienst van de verzoening. Hier mag mijns inziens geen onderscheid in worden gemaakt.
Lofzangen
Ook begrijp ik de relatie van het zingen van alleen maar psalmen in relatie met de alinea waarin dat vermeld wordt niet helemaal. Als dat zo is, zijn we niet consequent. We hebben immers ook lofzangen. Waarom zouden we een letterlijke schriftberijming dan ook niet kunnen zingen? Wij hebben immers zelf de psalmen op rijm gesteld. Andere liederen dan de psalmen kunnen evenveel uitwerking hebben. Ik kom ook nergens in de Bijbel tegen dat we alleen maar psalmen zouden mogen zingen.
Ik ben het volledig met de schrijver eens als hij zegt dat echte bekering en geloof niet gespeeld kunnen worden, maar alleen beleefd. Echter, de manier van (kennis)overdracht is onderhevig aan de cultuur waarin we leven. Die slaat om van een leescultuur naar een beeldcultuur. We kunnen niet om deze ontwikkeling heen.
En inderdaad, een powerpointpresentatie maakt mensen nog geen echte gelovigen, evenmin als het gesproken woord of toneel dat doet. Toneel en powerpointpresentaties zijn middelen om een doel te bereiken. Bij een toneelstuk en bij een powerpointpresentatie kan heel goed worden uitgelegd wat bedoeld wordt. Gesproken woorden blijven bovendien beter hangen als ook gebruik wordt gemaakt van beelden.
Toneel heeft iets onechts, dat valt niet te ontkennen, maar ook toneel kan het belang van het Evangelie laten zien. Natuurlijk heiligt het doel niet alle middelen, maar om ze op voorhand zonder argumenten af te wijzen, is niet terecht.
In de bijdrage van dr. De Vries proef ik dat de leer boven de ervaring zou moeten staan. Natuurlijk is er een stuk spanning als de ervaring gaat overheersen, maar diezelfde spanning is er ook als de leer gaat overheersen. Wat wel een feit is, is dat leer en ervaring niet naast elkaar kunnen leven. Ze zullen een eenheid moeten vormen.
De auteur is jeugdwerker in Papendrecht.