Riskante oliewinning mag geen vrucht zijn van politieke deals
Het lijkt de grootste en de schadelijkste in de geschiedenis van de VS te worden, de olieramp in de Golf van Mexico, veroorzaakt door een explosie op het olieplatform Deepwater Horizon op 22 april.
De berichtgeving over deze olieramp voor de kust van vier zuidelijke deelstaten in de VS bevat deze dagen cijfers die het menselijk voorstellingsvermogen te boven gaan. Zo liet British Petroleum deze week weten dat de hoeveelheid olie die dagelijks uit het lek stroomt wel eens meer kon zijn dan de geschatte 5000 vaten, en tegen de 60.000 aan zou kunnen zitten. Dat zou betekenen dat er dagelijks niet 800.000 liter olie in zee stroomt, maar twaalf keer zoveel, 9,6 miljoen liter.Wat zo’n hoeveelheid olie betekent voor de toch al kwetsbare natuur in het gebied –een kuststrook van moerassen, mangrovebossen en zandbanken, waar een subtiel spel van eb en vloed helpt een ongekende uitbundigheid aan dier- en plantenleven in stand te houden– dat laat zich raden. Die gevolgen zullen desastreus zijn. Variabele factoren als windrichting, zeegang en type olie –zwaar of licht– lijken gezien de omvang van deze ramp tot futiliteiten te slinken, waarmee enkel nog onverbeterlijke optimisten zijn blij te maken. En zelfs al zou de megaoperatie waarmee British Petrol donderdag is begonnen en waarbij een soort omgekeerde trechter op het lek wordt gezet, een succes worden, dan nog zal de inmiddels weggestroomde smurrie zijn weg vinden richting kust en alles wat daarvoor ligt.
Intussen doen regeringsleiders, en niet het minst president Obama, er goed aan zich grondig te bezinnen over de toekomst van olie- en gaswinning. Temeer omdat vanwege het schaarser worden van gemakkelijke en veilige boorlocaties bedrijven steeds dichter bij kusten en kwetsbare natuurgebieden zullen opduiken. Vanuit deze trend bezien lijkt de huidige ramp in de Golf van Mexico slechts het begin van een periode waarin we regelmatig worden opgeschrikt door grootschalige vervuiling van flora en fauna.
Voor de Amerikaanse president komt de olieramp wel erg ongelegen, omdat hij eind maart nadrukkelijk toestemming gaf voor het winnen van fossiele brandstof voor de Amerikaanse kust. Zijn besluit maakte deel uit van een politieke deal met de Republikeinen, die op hun beurt toezegden te zullen inbinden bij hun verzet tegen klimaatvriendelijk energiebeleid in de toekomst.
De ramp voor de Amerikaanse zuidkust maakt duidelijk dat het toestaan van oliewinning geen zaak dient te zijn van zulke politieke deals, maar vrucht van uiterst zorgvuldige afweging.
Vanwege de enorme reparatie- en schoonmaakkosten die olie- en gaswinningsbedrijven na een ramp aan hun broek krijgen, zal uiteindelijk de wal het schip keren en zullen bedrijven zich wel twee keer bedenken voordat ze met ontoereikend gereedschap de zee op gaan. Het effect van zulke pragmatische kosten-batenanalyses is nu al zichtbaar in de nauwe samenwerking die bijvoorbeeld Shell is aangegaan met Nederlandse milieuorganisaties om hun voorzorgsmaatregelen bij eventuele ongelukken kritisch door te lichten en aan te scherpen.
Maar alleen streng overheidsbeleid houdt de druk op de ketel, en daartoe zal ook moeten behoren dat kwetsbare gebieden zonder meer gevrijwaard blijven van olie- of gaswinning.