Léon strijdt tegen kaaskoppen
Wendy Stroobant heeft niet veel met perfectie. In haar jongste werk, ”De koning van de daken”, tekent ze België in een tijd waarin een jongen die zonder benen is geboren –hoofdpersoon Léon– geen kansen heeft. Een tijd waarin orangisten en rebellen een felle strijd leveren.
„Ik wilde vooral een verhaal schrijven over het leven van kermisfenomenen in de negentiende eeuw”, zegt de in Turnhout wonende auteur. „Maar om het geheel spannender te maken heb ik dat tegen de achtergrond van de Belgische revolutie geplaatst.” Stroobant sluit haar ogen niet voor het lelijke in de wereld, maar houdt de grenzen van het betamelijke in acht. Ze laat de rooms-katholieke hoofdpersoon Léon „uit principe” kwaad zijn op God, vanwege zijn handicap. Laat hem zelfs twijfelen aan Gods bestaan, maar beschrijft het integer. En uiteindelijk blijkt nergens dat hij het geloof vaarwel zegt.De zestienjarige Léon is zijn hele leven angstvallig verborgen gehouden. Als Léons moeder overlijdt, geeft zijn oom hem weg aan een kermisgezelschap met onder anderen Siamese tweeling Castor en Pollux en de bebaarde, maar mooie Elza. Als journalist en vrijheidsstrijder Fred zich tijdelijk bij het gezelschap voegt, komt er politiek in het verhaal. Voor Léon is hij vooral een geducht concurrent in de strijd om Elza.
Ook Léon raakt betrokken bij de Belgische opstand. Spannend is het boek als hij ongewild spion wordt voor de orangisten en een lid van de voorlopige regering moet uitschakelen. Uiteindelijk krijgt het verhaal een happy end: Elza komt toch binnen Léons bereik en de moord die hij uit zelfverdediging pleegde op zijn orangistische opdrachtgever lijkt niet aan hem toegeschreven te worden.
Vermakelijk –of amusant?– is Léons fantasie over de handelwijze van de Hollanders met een Belgische opstandeling. „Ik stel me voor hoe ze hem als een nutteloze trofee in hun oranje vlag wikkelen en hem wegvoeren naar Den Haag, waar ze hem in een reusachtige bol kaas smelten en we hem nooit, nooit meer terugzien.”
Koning van de daken, Wendy Stroobant; uitg. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2010; ISBN 978 90 5908 343 1; 198 blz.; € 15,95.
Sympathieke Nederlander, onaangename Belg
„Ik ben Belgische, maar ik probeer vooral te kijken door de ogen van mijn hoofdpersonage”, zegt Wendy Stroobant. „Het gaat in het boek niet over mijn sympathie, maar over die van Léon. Door wat hij meemaakt is het logisch dat hij de Belgische kaart trekt en dat hij orangisten verraders vindt.
Ik wil de Nederlanders als mensen niet onsympathiek afschilderen. Ik stel het beleid van een bepaalde regering niet gelijk aan de mensen zelf. Pollux is Nederlander, maar een goed mens. Castor komt minder sympathiek over, maar dat heeft meer met zijn karakter dan met zijn nationaliteit te maken. In het boek wandelen ook onaangename Belgische personages rond.
Om een beeld te krijgen van wat de inwoners van het zuiden over die van het noorden dachten, heb ik mij vooral gebaseerd op brieven uit die tijd. Belgen hadden een grote hekel aan Hollanders omdat die alleen voordelen gaven aan de burgerij, terwijl het volk leed onder de belastingen. De opstand werd aanvankelijk helemaal niet gesteund door de Belgische burgerij. Het was een wanhoopskreet van de arbeiders, uit honger.”