Heffingsrente betalen en ontvangen
Belastingplichtigen die aangifte doen hebben het ongetwijfeld wel eens op een aanslag zien staan: heffingsrente. In sommige gevallen moet de belastingplichtige die betalen, in andere gevallen ontvangt de belastingplichtige juist heffingsrente. Door recente veranderingen in de wetgeving wordt de heffingsrente per 1 januari 2010 op een andere manier berekend.
Het doel van heffingsrente is het vergoeden van gemiste rente, het zogenaamde rentenadeel. Als de Belastingdienst een belastingbedrag van een belastingplichtige tegoed heeft, dan moet daar rente over worden betaald.Andersom werkt dit ook: met het oog op een soms trage afhandeling van aangiften heeft de wetgever het rechtvaardig gevonden om in situaties waarin de belastingplichtige juist nog recht heeft op een teruggaaf van een bedrag, de Belastingdienst daarover ook een rentebedrag moet vergoeden.
Een voorbeeld. Een werkgever heeft over het inkomen (loon) van een belastingplichtige 6000 euro aan belasting ingehouden. Over het inkomen hoort, zo blijkt bij het doen van de jaarlijkse belastingaangifte, slechts een bedrag van 5000 euro aan belasting en premies te worden betaald. Er volgt een teruggaaf van belasting van 1000 euro waarover de Belastingdienst ook nog heffingsrente moet vergoeden.
Rentetarief
De Belastingdienst berekent de heffingsrente over het bedrag van de aanslag en vermeldt deze op het aanslagbiljet of op de uitspraak op bezwaar waarbij een belastingaanslag is verminderd.
De heffingsrente wordt berekend per kwartaal, waarbij er elk kwartaal een ander rentetarief geldt.
In de eerste twee kwartalen van 2010 bedroeg het percentage 2,5. In 2009 lag het tarief achtereenvolgens op 4,9, 3,5, 2,75 en 2,5 procent. Voor 2008 lagen de percentages voor vier kwartalen op 5,30, 4,75, 5,15 en 5,45.
De berekening van heffingsrente vindt plaats over een bepaalde periode. Door veranderingen in de wetgeving is de berekening van de heffingsrente per 1 januari 2010 veranderd.
Dagtekening
Sinds 1 januari 2006 geldt dat voor de inkomstenbelasting de heffingsrente wordt berekend over een belastingschuld of belastingteruggaaf na het midden van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven. Deze periode eindigt op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet.
Omdat voor particulieren het belastingtijdvak loopt van 1 januari tot en met 31 december is 1 juli het midden van het tijdvak. Voor aanslagen die na 1 juli van het belastingjaar zijn opgelegd zal dus heffingsrente in rekening worden gebracht of worden vergoed.
Belastingplichtigen kunnen een voorlopige aanslag betalen (bijvoorbeeld omdat zij inkomsten uit overige werkzaamheden hebben of alimentatie ontvangen) of een voorlopige teruggaaf ontvangen (bijvoorbeeld wanneer een belastingplichtige een eigen woning of specifieke zorgkosten heeft). In die situaties betalen of ontvangen zij hierover ook heffingsrente.
Dit geldt niet wanneer een voorlopige aanslag of teruggaaf vóór het midden van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, is opgelegd. In dat geval wordt er over deze voorlopige aanslag of teruggaaf geen heffingsrente in rekening gebracht of vergoed.
Gewijzigd
Per 1 januari 2010 is de regeling voor het betalen en ontvangen van heffingsrente op een belangrijk punt gewijzigd. Voortaan wordt de heffingsrente niet meer berekend over de periode vanaf het midden van het belastingtijdvak, maar over de periode die aanvangt op de dag na het einde van het belastingtijdvak.
Stel: een belastingplichtige heeft in 2010 recht op een teruggaaf van belasting omdat hij een eigen woning heeft en recht heeft op hypotheekrenteaftrek. Hij heeft in 2010 een voorlopige teruggaaf gehad op basis van een schatting van zijn inkomen en te betalen hypotheekrente.
Bij het doen van aangifte (in 2011) blijkt dat de belastingplichtige bij de voorlopige teruggaaf in 2010 te veel heeft terugontvangen. Hij moet een belastingbedrag terugbetalen, inclusief heffingsrente. Over het te veel ontvangen bedrag van de teruggaaf wordt echter géén heffingsrente berekend voor zover het de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 betreft. Pas over de periode vanaf 1 januari 2011 tot aan het moment dat er een definitieve aanslag wordt opgelegd wordt er heffingsrente berekend.
Indien een belastingplichtige kort na het einde van het belastingjaar aangifte doet, kan heffingsrente worden bespaard. Een besparing treedt enkel op als de heffingsrente die moet worden betaald hoger is dan de rente die wordt ontvangen op een bankrekening.
In de jurisprudentie van het hoogste rechtscollege in Nederland –de Hoge Raad– is daarnaast bepaald dat de Belastingdienst geen volledige heffingsrente mag berekenen als niet uiterlijk binnen drie maanden ná het doen van aangifte een (voorlopige) aanslag is opgelegd.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl