„Volkerenmoord is te voorkomen: let op voortekenen”
Genocide ontstaat niet zomaar. Politieke leiders maken bewust een keuze om een andere groep mensen uit te moorden. Ze beginnen met taalgebruik dat haatgevoelens opwekt. Deze taal neemt alle belemmeringen bij de betrokkenen weg en maakt omstanders ongevoelig. Maar tot genocide hoeft het niet te komen. De internationale gemeenschap beschikt over middelen om aanstichters bijtijds te stoppen.
Professor Elihu D. Richter, mededirecteur van het Instituut voor Holocaust en Genocide in Jeruzalem en hoofd van het programma voor genocidepreventie aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, heeft zich in de afgelopen tien jaar intensief beziggehouden met het voorspellen en voorkomen van genocide. Hij vond dat de aanzet tot haat tegen Israël in de Arabische wereld de kans op een vredesregeling ondermijnde. Toen vijf jaar geleden Iraanse leiders Israël meer begonnen te bedreigen, werd de studie van genocide voor hem des te urgenter.Hij concludeert dat men genocide vaak kan zien aankomen. Een van de belangrijkste signalen van naderend onheil is als politieke en religieuze leiders, educatieve instellingen als scholen en universiteiten, maar ook schrijvers van schoolboeken taal gaan gebruiken om haat jegens andere groepen aan te wakkeren. Ze delen de mensen in verschillende groepen in en ze zonderen bepaalde groepen af. De taal dient om groepen te ontmenselijken, te demoniseren en buiten de wet te plaatsen.
Een verontrustend verschijnsel is dat de invloed van haattaal generaties lang doorwerkt, vooral als het zich op jongeren richt. „Het doel ervan is moordenaars de ruimte te geven om hun werk te doen. De remmingen om verschrikkelijke dingen te doen worden zo gereduceerd of weggenomen. Een ander doel is om omstanders ongevoelig te maken.” Bij de communisten in de Sovjet-Unie, China, Noord-Korea en Cambodja vormden tegenstanders die opgeruimd moesten worden geen etnische of nationale groep maar politieke tegenstanders. In Cambodja gebruikten de communisten termen als ‘wormen’, ‘insecten’ en ‘parasieten’ om hun aanhang tegenstanders te laten doden.
Andere signalen die erop wijzen dat genocide in de maak is, zijn onderdrukking van dissidenten, onwettige executies en de oprichting van een totalitair politiek systeem. In een dictatuur heeft genocide een grotere kans dan in een democratie.
Overigens kan er ook genocide bestaan zonder aanzet tot haat. Het beste voorbeeld daarvan is Sovjetdictator Joseph Stalin, die in de jaren dertig van de vorige eeuw de Oekraïners uitmoordde door hongersnood. Ook in Zimbabwe en Noord-Korea verloren massa’s mensen het leven door uithongering.
Richter en andere wetenschappers die zich met het voorkomen van genocide bezighouden, zijn ervan overtuigd dat de haatzaaiende elites bijtijds moeten worden gestopt. Het internationale recht en het VN Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide bieden daarvoor de middelen. „Om mensen in staat van beschuldiging te stellen hoeft men niet te wachten tot er daadwerkelijk volkerenmoord plaatsvindt.”
„Iraanse bedreigingen aan het adres van Israël zijn volgens Richter „extreem, existentieel en schrikbarend.” Om politiek correct over te komen richten de Iraanse president Ahmadinejad en andere Iraanse leiders hun haattaal tegen de staat Israël en niet specifiek tegen het Joodse volk. Ze mobiliseren en steunen degenenen die terreuraanslagen tegen Israël uitvoeren. Tegelijkertijd streven ze ernaar massavernietigingswapens te krijgen. „Die zijn evenwel niet tegen de staat bestemd, maar tegen het volk”, zegt Richter.
Volgens Richter gaan de Iraanse leiders in zekere zin verder dan de nazi’s. Hij beschouwt de situatie van nu daarom als ernstiger dan in 1937 of 1938. Met dit verschil dat er nu een sterke staat Israël is. „De nazi’s zeiden nooit expliciet dat ze de bedoeling hadden van de Joden af te komen. Zo hadden ze het vaag over „een eindoplossing” (Endlösung), waaraan iedereen zijn eigen invulling kon geven. Iran daarentegen is duidelijk over zijn plan om van ons af te komen.”
„Wie toekijkt, is medeplichtig”
Landen hebben niet alleen het recht, maar ook de plicht om degenen te vervolgen die oproepen tot genocide. Dat schreef de Canadese volksvertegenwoordiger, mensenrechtenactivist en oud-minister van Justitie Irwin Cotler in het jaaroverzicht van 2009 dat werd gepubliceerd op de website van Genocide Review Prevention Now.
Het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide verplicht landen die het hebben ondertekend actie te ondernemen om genocide te voorkomen en degenen die ertoe oproepen, te straffen. Cotler wijst erop dat dat de bedreigingen uit Iran ernstiger zijn dan die in Rwanda in 1994. Hij noemt het verbazingwekkend dat de VN-Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering van de VN, de aanzet tot genocide nog steeds niet hebben besproken.
„De wereld kijkt toe hoe de aanzet tot genocide plaatsvindt. Iemand die toekijkt, is medeplichtig. Genocide is een resultaat van keuze en passiviteit van omstanders.”