Binnenland

„Fortuyns ideeën vond ik bijzonder onaangenaam”

Ogenschijnlijk kalm, beheerst en welwillend beantwoordde Volkert van der G. donderdag urenlang vragen van de Amsterdamse rechtbank. Tenzij anders vermeld zijn onderstaande vragen van voorzitter mr. F. Bauduin. Van der G.: „Fortuyn zocht in moslims een soort zondebok.”

J. Visscher
28 March 2003 11:33Gewijzigd op 14 November 2020 00:14
Volkert van der G. - Foto WFA
Volkert van der G. - Foto WFA

Wat deed u op 6 mei toen u Fortuyn op het Media Park herkende?
Volkert van der G.: „Ik heb mijn verstand op nul gezet en ben in zijn richting gaan lopen. Met een plastic tas om het pistool. Teruglezend in het dossier trek ik de conclusie dat ik zes schoten heb gelost, waarvan één per ongeluk.”

Waarom liep u achter Fortuyn langs?
„Ik wilde zo min mogelijk hectische taferelen. Als ik voor de heer Fortuyn zou staan, kon iemand voor hem duiken of kon hij achter iemand duiken. En ik wilde niet herkenbaar zijn. Die twee argumenten kun je niet scheiden.”

Dacht u: Zo dit is gelukt?
„Nee. Op zo’n moment heb je geen tijd om na te denken. Het ging allemaal in een fractie van een seconde. Heel hectisch, voor mijn gevoel. Het was niet zo dat ik mezelf wilde profileren, zo van: Kijk mij eens, hier ben ik.”

Hoe had u het fysiek tijdens uw vlucht?
„Hoe moet je dat zeggen, hè? Na een paar honderd meter is alle energie uit me weggevloeid. Desondanks rende ik geforceerd door. Totdat ik de portieren van een politieauto bij het Texaco tankstation open zag klappen en een agent vanachter de deur een pistool op me richtte. Toen moest ik stoppen.”

Op 22 maart dacht u eraan Fortuyn te vermoorden. Op 5 mei werd dat een concreet plan. Hebt u op 6 mei gedacht: Mag ik dat wel?
„Dat stadium was ik toen al voorbij. Ik had toen geen morele twijfel. Al heb je wel je aarzelingen. Geweld gebruik je niet zomaar. Daar denk ik niet lichtvaardig over. Je denkt ook: Het zal wel niet doorgaan. Je weet niet precies hoe je je voelt op het moment suprême, op het moment dat je ervoor staat. Op het Media Park dacht ik: Nu heb ik de gelegenheid, lopen maar.”

Schrok u toen u een concreet plan maakte?
Na een stilte: „Nee, niet. Natuurlijk voel ik wel emoties, maar het waren geen bevrijdende gevoelens.”

Verkeerde u die dagen in een roes? (Vraag van rechter mevrouw mr. Th. Gijsberts)
„Ik wil niet het beeld wekken dat ik niet bij mijn volle verstand was. Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn daden. Ik wil me ook niet achter anderen verschuilen.”

U zag in Fortuyn een groot gevaar voor kwetsbare groepen. Waarom?
„Het is een combinatie van factoren. Ik zag Fortuyn steeds populairder worden. Na de aanslagen van 11 september werden de moslims als een soort tweederangsburgers behandeld. Fortuyn zocht in hen een soort zondebok. Daardoor kon hij macht verwerven. Fortuyn zei: Ik ga de politiek in, ik word premier. Die dingen hielden mijn bezig, hè. Eerst nam ik hem niet serieus. Ik dacht: Waar heeft hij het over?

De ideeën van Fortuyn over asielzoekers, vreemdelingen en ook over het milieu vond ik bijzonder onaangenaam. Ik kende hem al van papier, van zijn columns in Elsevier. Die vond ik destijds al zeer bedenkelijk, al had ik toen niet enigerlei plan om daar wat tegen te doen. Dat is veel later gekomen. Ik zal maar zeggen: omstreeks 22 maart. Toen ben ik op internet gaan zoeken. Fortuyn creëert een soort wij-zij-denken. „Moslims, jullie hoeven ons niet. Dan hoeven wij jullie niet.” Dan leg je de basis voor fundamentalisme. Het gaat ook om de toonzetting. Hij zette groepen tegenover elkaar. Hij introduceerde de onvrede. Dat bezorgde mij een unheimisch gevoel. Ik had al eerder het beeld dat het onaanvaardbaar en dubieus was wat hij zei. En de weken voor 6 mei werd dat beeld in de media voor mij bevestigd.

Noch media, noch demonstranten, noch de democratie hadden grip op hem. Men wist in debatten geen steekhoudende argumenten te leveren. Hoe moet ik dat zeggen? Kritiek gleed langs hem heen. Ik moet hem wel nageven dat hij talentvol omging met kritiek. Hij schoot zelf ook wel eens uit zijn slof, maar wist kritiek te kanaliseren.

Ik vond Fortuyn bijzonder rancuneus. Het ging hem om zijn eigen persoon en erkenning. Die wilde hij laten groeien. Hij wilde over de rug van anderen macht naar zich toetrekken. Stemmingmakerij, in mijn ogen. Toen hij uit Leefbaar Nederland werd gezet, dacht ik: Het is nu misschien afgelopen. Ik hoopte dat het probleem zichzelf zou oplossen. Maar ik had het mooi mis. Ik maakte me grote zorgen over de macht die hij had of leek te krijgen. Ik vreesde een verharding in de maatschappij.”

Praatte u met anderen over het gevaar dat u in Fortuyn zag?
„Iedereen praatte in die tijd over Fortuyn. Van anderen hoorde ik ook veel over ongerustheid onder de mensen. Het was een sensatie wat er gebeurde.”

U bent geen twaalf meer. Spiegelde u uw ideeën aan die van anderen?
„Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen mijn verontrusting én de gedachte om iets tegen Fortuyn te doen. Over dat laatste praatte ik niet, over het eerste wel.”

U had Fortuyn ook via andere wegen kunnen bestrijden. Via demonstraties, via het parlement.
„Ik heb daar wel over gedacht, maar ben daar niet toegekomen. Ik zag voor mezelf geen andere mogelijkheid om het gevaar te keren.”

U had kunnen denken: Ik keer me hier van af. Ik richt me op mijn gezin.
„Jaja, ik had ook kunnen emigreren. Juist omdat ik in Fortuyn zo’n enorm gevaar zag, voelde ik me verantwoordelijk. Mijn houding is niet: Het is niet mijn pakkie an en het zal mijn tijd wel duren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer