Hulp aan Grieken onontkoombaar
Liegen over je tekorten en desondanks geholpen worden. Dat is de wrange gedachte die zich opdringt bij het besluit van de Europese ministers van Financiën om, samen met het IMF, Griekenland met een steunpakket van 110 miljard euro te hulp te komen. En dat gevoel is ook heel verklaarbaar.
Met list en bedrog heeft Athene zich de Europese muntunie in gewurmd. Nadien had het lak aan de Europese begrotingsregels, verzweeg het tekorten en spande zich ook niet in om een keer ten goede te bewerken.Met andere woorden: de Grieken hebben zichzelf bewust in de nesten gewerkt. Aan de Europese lidstaten nu de eer om Hellas uit de modder te trekken. Dat is wel heel zuur. Het roept het beeld op dat een individuele lidstaat er ongestraft een zootje van kan maken, want als het erop aankom, springt Brussel wel bij.
Daar komt nog bij dat een positieve uitkomst niet bij voorbaat vaststaat. Het is immers maar de vraag of de toegezegde 110 miljard voldoende is. De Griekse regering heeft weliswaar moeten beloven harde saneringsmaatregelen te nemen, maar tussen beloven en doen zit vaak veel licht. Het is te voorzien dat de bezuinigingsmaatregelen veel sociale onrust op het Helleense schiereiland zullen veroorzaken. En of de regering dan haar rug recht houdt, valt, gelet op haar houding in het verleden, te betwijfelen.
Toch was er in de huidige situatie eigenlijk geen andere keuze mogelijk. Als de steun niet wordt verleend, gaat Griekenland failliet. Dat heeft desastreuze gevolgen, niet alleen voor Griekenland, maar voor heel de eurozone. De waarde van de toch al verzwakte euro zal daardoor fors onder druk komen staan. Bovendien kunnen eurolanden die, via hun banken, grote leningen bij Athene hebben uitstaan dan helemaal naar hun centen fluiten, wat weer zijn weerslag zal hebben op hun nationale economieën.
Dat neemt niet weg dat de situatie waarin Europa met de Griekse moeilijkheden terecht is gekomen niet zonder risico is. Is de steun aan Athene een precedent waarop bijvoorbeeld Spanje en Portugal zich kunnen beroepen als hun economische situatie zich nog verder verslechtert? En valt zoiets dan nog wel op te brengen door de andere lidstaden, die zelf ook kampen met de wrange gevolgen van de recente financiële crisis?
De Griekse redding maakt daarnaast pijnlijk duidelijk dat de Europese controle op de financiële huishouding van de individuele lidstaten tekort heeft geschoten. Athene is erin geslaagd Brussel jarenlang zand in de ogen te strooien. Handelspartners elders in de wereld kunnen zich terecht afvragen of er nog andere Europese landen zijn die dit ook hebben gedaan. Dat kan een latent wantrouwen over de stabiliteit van de euro verder voeden.
Eurosceptici hebben er eind jaren 90 meer dan eens voor gepleit om met de euro van start te gaan in alleen die landen die hun huishoudboekje bijzonder goed op orde hadden. Andere landen konden dan in de wachtkamer plaatsnemen. Maar vanuit de haast ontembare drang tot eenwording zijn die geluiden destijds snel de kop in gedrukt.
Met de kennis van nu valt te constateren dat dit een kostbare misstap is geweest.