Hollandse klederdrachten in Brazilië
De Nederlandse kolonies in Brazilië Holambra 1 en 2, Castrolanda, Carambei en Arapoti, Nao-Me-Toque (Raak me niet aan) en Maracaju onthaalden donderdag in Holambra koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima met een ware Oranjepsychose.
Koninginnedag in Nederland valt in het niet bij een bezoek van Hare Majesteit aan Nederlandse immigranten. Sowieso maakt Holambra 1 de indruk van een kibboets in Brazilië waarvan de bevolking sinds ze er ging wonen, onder de glazen oer-Hollandse kaasstolp is blijven leven. Molentjes in rood-wit-blauw, Amsterdamse grachtengevels, de warme bakker en een oude stadspoort in aanbouw - aan de buitenkant oogt Holambra als een overmatig gedecoreerd Madurodam. De verzuiling die in Nederland zo goed als helemaal heeft afgedaan, blijkt onder de Nederlandse immigranten in Brazilië nog springlevend. Drie van de zeven kolonies zijn protestants: Carambei, Castrolanda en Arapoti. Beide Holambra’s zijn van rooms-katholieke signatuur. Wie even telt, komt tot de slotsom dat de protestantse Oranjes -uitgezonderd de prinses der Nederlanden- in Brazilië alleen rooms-katholieke doelen hebben aangedaan: Sao Martinho in Rio, gistermorgen het kindertehuis Sitio Agar van de Nederlandse broeder Van Noije, en nu dus het vrolijk Brabants-roomse Holambra.
De Nederlanders in Brazilië hebben goed geboerd. Naar verluidt zouden er velen miljonair zijn, al ontkennen ze dat zelf het hardst. „Maar wij weten wel wat hard werken is.” De ondernemers van Holambra handelen vooral in groene planten, snijbloemen en potplanten. Op de Veiling Holambra wordt jaarlijks een omzet van 32 miljoen euro gehaald, en de groeicijfers bedragen 12,5 procent per jaar. De veiling heeft 360 klanten en 75.000 werknemers in indirecte banen. Op pas aangekochte grond van 70 hectare wordt zelfs een nieuwe veiling gebouwd omdat de oude te klein is geworden. Holambra is goed voor 35 procent van de planten die op de Braziliaanse markt passeren. Dit jaar is een begin gemaakt met de aanval op de buitenlandse markt: de VS en Nederland.
Prins Willem-Alexander is al een keer in Holambra I geweest, in 1998. Nu komt hij er met zijn moeder en zijn echtgenote. Op de veiling kopen ze een nieuwe bloemvariëteit die naar Máxima is vernoemd. De opbrengst gaat naar een kinderopvangtehuis, de Stichting Laag Verlies.
Als de prins met een heli op het groene veld landt, stijgt uit de verzamelde vlaggende menigte een gejuich op. De Koningin en Máxima komen vanuit een andere locatie naar Holambra en gedrieën lopen ze naar het ontvangstcomité. „Je moet u zeggen en geen jij”, krijgt een jongetje dat de hoge gasten moet ontvangen, nog snel op het hart gedrukt.
Jan Willem van der Boon, die in 1983 naar Holambra migreerde, loopt rond in een wit shirt met achterop het Wilhelmus in oranje tekst. „Ik vind het ontzettend leuk dat ze komt”, lacht de Bourgondische Aalsmeerder, die nog een slok bier neemt. De twaalfjarige Katja van de Broek spreekt nog best goed Nederlands, al leert ze het niet meer op school en spreekt ze de taal net zo als Máxima.
Katja loopt met vele anderen in klederdracht rond. Die is niet meer op Edam of Spakenburg geënt, maar ze hebben er in Brazilië een tropische cocktail van gemaakt: klompen, een kiel of een jurk met een geblokt of gebloemd lijfje of schortje, een zwarte pet voor heren en een witte muts voor dames. Katja gaat straks voor de Oranjes samen met vele anderen een volksdansoptreden verzorgen.
Ad van Vliet (74) en Annie Vergeer (74) wonen hier al sinds 1952. Ze gaan af en toe naar Nederland naar hun kinderen. Verder blijven ze het liefst in Holambra, want daar voelen zich veilig. Gisteravond werd Ad gebeld door zijn zus in Nederland. „Trek je mooiste kleding aan”, zei ze tegen hem, „want ik ga je op de televisie bekijken.”