Universiteit ooit voor predikant
De Protestantse Theologische Universiteit (PThU) heeft een radicale keuze gemaakt. Predikanten voor de Protestantse Kerk in Nederland worden voortaan alleen in Groningen en Amsterdam opgeleid. De vestigingen in Leiden, Utrecht en Kampen sluiten, als de synode daarmee instemt. Krimpen is onvermijdelijk. Wie er dieper over doordenkt, voelt ook zijn hart ineenkrimpen.
Op de zondag voor de opening van de Universiteit Utrecht in 1636 houdt Gisbertus Voetius een preek over de 12-jarige Jezus in de tempel. Het thema is het nut van wetenschappelijk onderwijs. Jongeren moeten naar het voorbeeld van Christus ijverig studeren. Scholen en academiën dienen tot behoud van kerk en staat. Het is verkeerd om studie te verachten. Kennis kan heel goed samengaan met godsvrucht.Anna Maria van Schurman, de eerste vrouwelijke studente, schrijft voor de gelegenheid een lofdicht. De godgeleerdheid is een prinses en de wetenschappen zijn haar trawanten. Alle kennis dient tot eer van God. De kunsten zijn als de sterren aan het firmament, maar: „De Son van Godes Woordt staat boven al verheven/ Op datse haaren schijn te beter soude geven”, aldus de Utrechtse studente.
Aan de universiteit staat de opleiding van de dienaren van het Woord centraal. Zij kunnen met kennis uit andere wetenschappen hun winst doen.
Aan de eeuwenlange opleiding van predikanten aan de universiteiten van Utrecht en Leiden lijkt nu een eind te komen.
Willem I
Het is voor buitenstaanders niet eenvoudig om de structuur van de hervormde predikantsopleiding te begrijpen. In de praktijk komt het neer op een vooropleiding van drie jaar in de algemene theologie. In dat traject worden vakken zoals exegese en kerkgeschiedenis gedoceerd. Deze bacheloropleiding (BA) wordt nu in Leiden, Groningen, Utrecht en aan de Vrije Universiteit aangeboden.
Daarna volgt nog eens drie jaar aan de PThU. Dat is de eigenlijke predikantsopleiding, een masteropleiding (MA). Hier komen de kerkelijke vakken aan bod, zoals dogmatiek, christelijke ethiek en praktische theologie. Deze opleiding wordt nu op drie locaties verzorgd; in Kampen, Utrecht en Leiden. Dat gaat radicaal veranderen. De PThU verhuist naar Amsterdam en Groningen.
De oude structuur heeft een lange voorgeschiedenis. In 1816 voert koning Willem I het Algemeen Reglement in voor het bestuur van de Hervormde Kerk. De staat heerst over de kerk. De onvrede over dit reglement leidt tot de Afscheiding. De overheid is ook direct verantwoordelijk voor de opleiding van predikanten. De kerk heeft daar formeel geen enkele zeggenschap over.
In de loop van de negentiende eeuw is dat steeds lastiger vol te houden vanwege de grondwettelijke scheiding van kerk en staat. Sommigen stellen voor de theologische opleiding uit te besteden aan kerkelijke seminaries, die door de overheid gefinancierd zullen worden.
Vooral vrijzinnigen komen in verzet. Zij zijn bang dat deze kerkelijke scholen broedplaatsen van mysticisme en fanatisme worden. Het gevolg zou ook zijn dat de universiteiten alleen maar niet-christelijke godsdiensten mogen bestuderen. Dat vindt men te gek.
Uiteindelijk lost de Wet op het hoger onderwijs van 1876 het probleem op in een dubbele orde (duplex ordo). De hoogleraren van de rijksuniversiteiten doceren de literaire, historische, filosofische en sociale vakken. Daarnaast benoemt de kerk hoogleraren voor dogmatiek, christelijke ethiek en praktische theologie.
Doodvonnis
Orthodoxe theologen zijn niet blij met de constructie. Zij zien de splitsing tussen de confessionele en de andere vakken als een knieval voor de secularisatie. De theologie, als spreken over God en Zijn openbaring, is verdrongen uit de officiële theologische faculteiten naar de marge van kerkelijke benoemingen. Theologie heet nog godgeleerdheid, maar het is in wezen godsdienstwetenschap. De vrijzinnigen hebben gewonnen. De theologie is bevrijd van het juk van de confessie. Het gaat niet meer over God, maar alleen nog over godsdienst.
Zes jaar na de invoering van het nieuwe stelsel noemt Herman Bavinck in zijn inaugurele rede in Kampen de eis dat godgeleerdheid seculier moet zijn het doodvonnis van de theologie. „Men vindt geen rust voordat men alles, tot God en godsdienst toe, geseculariseerd, verwereldlijkt heeft.”
De theologie wordt antropologie, God komt slechts ter sprake als beeld, gevormd door de mens. Dat wordt een afgod. Bavinck voorspelt dat er uiteindelijk aan de universiteiten geen theologische faculteiten zullen blijven bestaan. Je kunt religie net zo goed vanuit de geschiedenis of de psychologie bestuderen. De recente ontwikkelingen bevestigen zijn profetische woorden.
De constructie van de duplex ordo heeft het 130 jaar uitgehouden. Hoewel de splitsing tussen kerkelijke en seculiere theologie in orthodoxe ogen een compromis blijft, is toch de verbinding tussen kerkelijke en seculiere theologie bewaard gebleven. In 2006 komt er een einde aan deze structuur door de oprichting van de PThU. De kerkelijke hoogleraren worden niet meer aan de openbare universiteiten benoemd, maar vormen een eigen universiteit.
In de duplex ordo werd de confessie nog gedoogd in de marge van de universiteit. De verzelfstandiging van de PThU is in feite de bezegeling van de door Bavinck voorspelde secularisatie van de theologie. Nu de protestantse universiteit verhuist, komt er een eind aan de eeuwenlange opleiding van predikanten aan de universiteiten van Leiden en Utrecht. Dat is niet iets om te vieren.
Olifant
Voor orthodoxe christenen gaapt er een grote kloof tussen ideaal en werkelijkheid.
De invloed van de moderne theologie op de seculiere vooropleiding is groot. De Bijbel wordt historisch-kritisch benaderd en het christendom staat op één lijn met de islam.
Toch is een brede universitaire opleiding van belang. De verbinding tussen de theologie en de andere wetenschappen, waar Voetius al op wees, is een belangrijk argument voor die inbedding. Ondanks de secularisatie mogen gereformeerde christenen hun ideaal niet opgeven. De boodschap van het Woord is heilzaam voor de hele samenleving. Die boodschap moet ook aan openbare universiteiten klinken; niet alleen aan afgescheiden seminaries.
Gegeven de secularisatie is het ook nuttig dat toekomstige dienaren van het Woord kennismaken met dat wat er in de cultuur en in de wereld leeft. Aan wereldvreemde predikanten heeft de kerk niet veel. De universitaire studie –hoezeer soms ook een beproeving voor het geloof– kan louterend werken en jonge mensen toerusten om hun plaats in Gods Koninkrijk met des te meer overtuiging in te nemen. Het gereformeerde denken bewijst zijn kracht juist in de confrontatie met andere levensovertuigingen.
De apostelen waren eenvoudige vissers. Daaruit concluderen sommigen dat een academische opleiding helemaal niet nodig is. Voetius vindt dat onzin. Paulus had gestudeerd en de andere discipelen waren onderwezen door Christus. Het is zeer onverstandig om te denken dat de apostelen idioten waren, aldus de Utrechtse hoogleraar.
Wel wil hij de wetenschap relativeren. Hij houdt zijn gehoor in de Domkerk voor dat in de Bijbel eenvoud en geleerdheid zo vermengd zijn „dat een lam (een vroom en eenvoudig christen) die doorwaden kan, en een olifant, (een hooggeleerde) er in zwemmen moet.” De hoorders zullen een glimlach om deze zelfspot nauwelijks hebben kunnen onderdrukken.
Het is goed te begrijpen dat de PThU kiest voor inkrimping en daarbij samenwerkt met universiteiten die het beste te bieden hebben. Nu de keuze op Amsterdam en Groningen is gevallen, is het echter niet verstandig om de theologieopleidingen in Leiden en Utrecht te diskwalificeren. De driejarige bachelor blijft daar immers bestaan als vooropleiding voor de predikantsmaster. Studenten kunnen ook na een driejarige opleiding aan deze universiteiten doorstromen naar de predikantsopleiding aan de VU of in Groningen. In de media is ten onrechte het beeld ontstaan dat het helemaal niet meer mogelijk is om in Utrecht of Leiden theologie te studeren.
Het is van belang dat de PThU en de Protestantse Kerk investeren in de handhaving van de theologische opleidingen in Leiden en Utrecht door te overleggen hoe ook daar een volwaardige bachelor als vooropleiding voor de predikantsmaster gestalte kan krijgen. Dat kan alleen als er bij de theologische departementen de wil is om te blijven investeren in klassieke theologie en de verzoeking te weerstaan om alles op te laten gaan in godsdienstwetenschap.
Door Leiden en Utrecht nadrukkelijk als voortraject open te houden, blijft er voor de studenten echt wat te kiezen. Concurrentie is gezond. Bovendien zijn er ook altijd nog studenten die uit pure belangstelling of in het kader van een opleiding tot godsdienstleraar theologie willen studeren. Er is zelfs een trend dat studenten van andere studies theologische vakken volgen. Het is jammer als dat allemaal teloorgaat.
Natuurlijk ligt het voor de hand dat veel studenten meteen zullen kiezen voor Amsterdam of Groningen. Dan hoeven ze niet te verkassen. Maar hoe de studentenstroom zich zal ontwikkelen, is nog niet zeker. Studenten nemen zelfstandige beslissingen en zullen zich niet zomaar laten aansturen.
Prof. dr. F. G. Immink, rector van de PThU, heeft de vraag gesteld of de klassieke theologie in Utrecht nog wel voldoende gewaarborgd blijft. Misschien dat de PThU een handje kan helpen. Verhuizen is prima, maar het is toch niet nodig om het verlaten pand af te breken.
In november moet de generale synode een definitief besluit nemen. De precieze inbedding van de PThU in Groningen en Amsterdam is nog niet helder. De protestantse universiteit wil wel graag dat de docenten via een dubbelbenoeming ook deelnemen aan het voortraject. Op deze manier worden de bacheloropleiding en de masteropleiding geïntegreerd. Eigenlijk is deze constructie een herinvoering van de duplex ordo.
Uit praktisch oogpunt kunnen zulke dubbelbenoemingen nuttig zijn om een integraal programma aan te bieden. Misschien kan de synode overwegen om –tot behoud van de klassieke theologie aan de openbare universiteiten– te bezien of er alsnog in Leiden en Utrecht ruimte ingebouwd kan worden voor kerkelijke vakken. Niet om de verhuizing terug te draaien, maar om andere voortrajecten open te houden en geen studenten uit te sluiten.
Hoogste academie
Alle aardse beoefening van de theologie blijft beperkt. Voetius eindigt zijn preek met een verwijzing naar een andere academie. „Dan zullen wij in de hoogste school hier boven elkaar vinden. Daar zal geen discipel noch leraar meer zijn, maar God zelf zal de Leraar zijn en het Lam. Daar zullen wij weten zonder te leren, geleerd zijn zonder te studeren, verstaan zonder moeite, vinden zonder zoeken, kennen zonder gebrek, gelijk wij gekend zijn, van aangezicht tot aangezicht.”
Wat een verhuizing!