”Das Kapital”: het vreselijkste projectiel
Als een striemend manifest joeg Karl Marx (1818-1883) zijn hoofdwerk ”Das Kapital” de wereld in. „Het is ongetwijfeld het vreselijkste projectiel dat de burgers (inclusief grondbezitters) ooit naar het hoofd is geslingerd”, aldus Marx zelf.
Marx’ klassieker wordt vandaag –Dag van de Arbeid– in een nieuwe Nederlandse uitgave gepresenteerd: ”Het Kapitaal.”Karl Marx werd in Trier geboren uit Joodse ouders die zich om maatschappelijke redenen bekeerden tot het protestantisme. Karl studeerde rechten in Bonn en Berlijn, maar legde zich vooral toe op geschiedenis en wijsbegeerte.
Tijdens zijn studie vond een radicalisering van zijn denken plaats. Van de filosoof Ludwig Feuerbach leerde hij dat godsdienst een projectie was van de (vrome) mens, met God als ideaalbeeld dat mensen van hun eigen wezen maken. Marx vond Feuerbach niet ver genoeg gaan, want hij keerde zich niet alleen tegen de godsdienst („opium van het volk”, zou hij later zeggen), maar de hele wereld moest op de kop. „De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er juist op aan hem te veranderen.”
Marx wierp zich op als pleitbezorger van boeren en arbeiders, het zogeheten proletariaat. Hij raakte in Parijs in de ban van radicale maatschappijkritiek en publiceerde samen met Friedrich Engels, die van christen communist was geworden, het ”Communistisch Manifest” (1840). Daarin werd gesteld dat de hele geschiedenis een geschiedenis van klassenstrijd is geweest, waarin het stadium bereikt zou worden waarin de uitgebuite en onderdrukte klasse de maatschappij van onderdrukking zou bevrijden.
Vanwege zijn revolutionaire opvattingen moest Marx vluchten en kwam in Londen terecht, waar hij zijn belangrijkste geesteskind, ”Het Kapitaal” (1867), schreef. De hoofdboodschap van dit werk is dat het kapitalisme door zijn productiewijzen gedoemd is ineen te storten. ”Het Kapitaal” is echter veel meer dan een economische theorie. Het gaat om de beschrijving van de ontwikkelingswetten van het menselijk samenleven. Marx was geen moralist, maar beschreef de wetmatigheid en innerlijke tegenstrijdigheid van het kapitalistische systeem. Kapitalisten beschikken volgens hem niet over echte vrijheid, omdat het kapitalistische productieproces een wet is waaraan alle mensen en dingen systematisch worden onderworpen. De mensen zijn slaven geworden van hun eigen, onteigende werk en hebben de controle op de maatschappij verloren.
Volgens Marx bepaalt de economie (de onderbouw) levensbeschouwing en ideologie (de bovenbouw). Als de bewegingswet van de geschiedenis ziet hij de ontwikkeling (al dan niet revolutionair) van productiekrachten en -verhoudingen. Evenals de filosoof Hegel ziet Marx de geschiedenis als een dialectische vooruitgang naar een moreel wenselijk doel, in zijn geval de klassenloze communistische maatschappij. Dan is de staat afgestorven, en is er een situatie gekomen waarin uitbuiting van de een door de ander niet meer bestaat. Het communisme is „de waarachtige oplossing van de strijd van de mens met de natuur en met de mens.” Het marxisme is zodoende te beschouwen als een geseculariseerde heilsleer, die de utopie van een heilsstaat leert.
De huidige vertaling van ”Das Kapital” is gebaseerd op de door kenners als definitief beschouwde vierde druk uit 1890. In het nawoord zegt Daniel Lipschits (zoon van de vertaler) dat de gebeurtenissen in de twintigste eeuw te ingrijpend zijn om nog termen als historische continuïteit en materialisme te gebruiken. Maar fenomenen als maatschappelijke erosie, ecologische crisis en het failliet van het wereldwijde financiële stelsel zijn zaken waarvoor Marx volgens hem op haast profetische wijze heeft gewaarschuwd.
Ook Rolf Hosfeld, wiens biografie ”Karl Marx. Een eigentijdse biografie” in het Nederlands is vertaald, wijst op het gevaar van ongeremd industrieel kapitalisme. Marx waarschuwde al in 1857 dat vrijkomend kapitaal uit handel en industrie naar de beurs zou trekken, waardoor koersen tot volstrekt irreële hoogtes zouden stijgen. Het was, zo schreef hij aan Engels, niets dan „gambling op de beurs”, een puur geluksspel dat vroeg of laat uiteen moest spatten.
Marx heeft ongelijk gekregen als het gaat om de toenemende ”Verelendung” van het proletariaat of de instortingstheorie. Het kapitalisme stortte niet in, maar kreeg na crises juist een steviger positie. De arbeiders hebben het door het stelsel van sociale zekerheid beter gekregen en de werkloosheid is teruggedrongen.
Ten diepste liet Marx zich leiden door het verlichtingsideaal van de mens, die zichzelf verwerkelijkt door zijn arbeid, en zo zichzelf kan zijn of worden. In die zin zijn Marx en het kapitalisme loten van dezelfde stam. Ook het kapitalisme komt voort uit het radicale humanisme van de verlichting en verwacht alles van de mens en zijn middelen. Het kapitalisme is zeker geen christelijke wereldbeschouwing, de ‘calvinistische’ arbeidsethos ten spijt. Het Oude Testament waarschuwt tegen het vergaren van rijkdom en privébezit, zoals uit de principes van het jubeljaar en het sabbatsjaar blijkt. De liefde voor het geld is de wortel van alle kwaad, stelt het Nieuwe Testament. Marx zag het geld als de „zichtbare godheid”, de „universele hoer” waardoor de individualiteit van de mens wordt teruggedrongen en zo de mensen van elkaar doet vervreemden. Hoeveel werknemers mogen arbeid zien als iets waarin zij zichzelf op een zinvolle wijze kunnen verwerkelijken?
Terecht had Marx felle kritiek op de mensonwaardige omstandigheden van de arbeiders in de fabrieken, de kinderarbeid, de lange werkdagen en de barre situatie in de arbeidersslums. Hier ligt ook de schuld van de kerk, die pas later de sociale kwestie heeft opgepakt maar intussen wel hele arbeidersmassa’s van de kerk heeft vervreemd. Het socialisme en het communisme zijn dan ook mede een onbetaalde rekening van de kerk.
Het Kapitaal. Kritiek van de politieke economie, Karl Marx; vert. Isaac Lipschits; herziening en verklarende noten: Hans Driessen; uitg. Boom, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 850 6839 6; 760 blz.; € 34,90;
Karl Marx. Een eigentijdse biografie, Rolf Hosveld; uitg. Atlas, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 450 1703 7; 255 blz.; € 22,50.