Emotie rond Alfa Romeo
Ze moeten weg. Drie glanzende, klassieke Alfa Romeo’s. „Ik wil ze niet kwijt”, verzucht de Italiaanse eigenaar. „Maar het moet, het moet. Geen ruimte meer.” Een hand gaat liefkozend over het glimmende staal. Een traan rolt over zijn verweerde gezicht.
Een ware Alfaliefhebber kan zich de pijn voorstellen die deze man voelt. Voor hem is een Alfa Romeo niet zomaar een vervoermiddel dat je van A naar B brengt. Of, o gruwel, blik op wielen. Nee, néé. Het Italiaanse automerk is meer dan dat. Het is emotie, schoonheid, pure klasse. Volgens de liefhebber dan.Diezelfde mensen zijn dit jaar extra opgetogen over ‘hun’ merk. Alfa Romeo bestaat 100 jaar. Overal in het land organiseren Alfaclubs jubileumbijeenkomsten en Alfatoerritten. Alles ademt Alfa, is Alfa, rijdt Alfa. De emotie rond het merk is onder meer af te lezen aan het ledental van de vele Alfaclubs die Nederland rijk is. De grootste, Stichting Club Alfa Romeo Bezitters, telt al meer dan 4000 leden. Daarnaast zijn er meer dan twintig zogeheten registers, clubs rond een bepaald model.
Hoe is het te verklaren dat dit Italiaanse merk zo veel emoties losmaakt bij eigenaren, terwijl dat bij een ander Italiaans merk, Fiat bijvoorbeeld, in veel mindere mate het geval is? René Goudberg, eigenaar van meer dan veertig klassieke Italiaanse auto’s, denkt dat vooral de vorm van de auto’s bijdraagt aan de beleving rond het merk. „Die lijnen zijn zó mooi. Het klopt gewoon.”
Goudberg loopt naar een knalrode Giulietta Sprint, een sportieve coupé uit 1962. Zijn hand streelt de achterklep, de glooiende daklijn en de koplamp. „Mooi hè? Dit model is heel geliefd. Niet alleen vanwege de vorm, ook om de prijs. De meeste klassieke Alfa’s zijn goed betaalbaar. Maar laten we het geluid vooral niet vergeten. Geen enkele andere auto klinkt als een Alfa.”
Het typerende, ietwat snerpende Alfageluid herinnert Goudberg zich nog goed uit zijn jeugd. Zijn vader werkte bij een Alfa Romeodealer en nam regelmatig zo’n Italiaan op wielen mee naar huis. Goudberg trad niet in de voetsporen van zijn vader en werd slager. Maar vijf jaar geleden verkocht hij zijn slagerij in de buurt van Heerenveen en maakte van zijn hobby zijn bedrijf. ”Montagna d’Oro” siert zijn visitekaartje; Gouden Berg in het Italiaans. Specialist in Italiaanse klassiekers, op voorraad en op aanvraag.
Hij nodigt zijn gast uit om boven te komen. De geur van versgemalen Italiaanse koffie prikkelt de neusgaten, de koelkast is in groen, wit en rood uitgevoerd en ook de rest van de keuken verraadt Goudbergs Italiaanse fascinatie. „Ik houd ervan alles in stijl te doen”, aldus Goudberg in zijn kantoor, dat uitziet op tientallen klassiekers in de loods.
Hij gaat er eens goed voor zitten en de ene anekdote volgt op de andere. Zo kocht Goudberg in zijn jonge jaren zijn eerste Alfa Romeo Spider en zette hem tijdens een evenement te koop, eigenlijk tegen wil en dank. „Iemand had me dat aangeraden. Toen heb ik er een belachelijk hoge prijs opgeplakt, met het idee dat ik hem dan toch niet kwijt zou raken. Wat denk je? De eerste dag was hij al verkocht.” Spijt was het gevolg.
Enkele jaren later begon het Alfavirus want zo wordt het vaak genoemd zich pas echt te openbaren. Weer kocht Goudberg een Spider, al snel gevolgd door een Giulia, een Sprint GT en een Montreal. „Daar zit je dan, met vier auto’s, zonder voldoende plek om ze te stallen. Twee ervan stonden in een ruimte bij de slagerij waar ze vaak met ijzeren barbecues aan het slepen waren. Dat kon echt niet langer.” Daarom verhuisden de klassiekers naar een schuurtje bij een boer, maar dat bleek geen verbetering. „Toen ik eens langskwam om te kijken, zat de aanslag in de stoelen. Alles was vochtig. Weg daar dus. Een mooi pandje, ook met plek voor acht, bood uitkomst. Binnen korte tijd stonden er acht mooie Alfa’s binnen. En vijftien buiten.”
Het liep dus flink uit de hand. Werk voor de slagerij deed Goudberg in de vroege uurtjes, om maar zo snel mogelijk weer bij zijn auto’s te zijn. Zoeken, kopen en verkopen. Dat is wat Goudberg wilde en doet. „Het moet zo exclusief mogelijk, liefst verhandel ik auto’s met een verhaal. Zo heb ik al eens een auto gehad van de Belgische oud-premier Guy Verhofstadt. Ook komen hier mensen die op zoek zijn naar iets heel speciaals. Via contacten in Italië vind ik meestal het gevraagde. Je koopt dan een auto die op voorhand al verkocht is.”
Door die contacten krijgt Goudberg het regelmatig voor elkaar om in privécollecties te mogen neuzen. Ook dan blijkt hoe gehecht Italianen zijn aan hun vierwieler. „Een tijdje geleden heb ik met heel veel moeite drie auto’s kunnen kopen van een Italiaan. Hij huilde als een kind toen hij ze weg zag gaan. Zulke gevoelens vind je vooral bij Italianen.”
Diezelfde Zuid-Europeanen blijken soms niet echt betrouwbaar. Goudberg vertelt: „Er stond een prachtige groene Giulia te koop. Tot mijn verbazing leverden ze enkele weken later een blauwe af. Iemand had 500 euro meer geboden voor die groene.” Een andere Italiaan beweerde dat een Alfetta de originele lak nog had. „Het dashboardkastje stond open. En wat lagen daar? Foto’s van diezelfde Alfetta bij de spuiterij. Zoiets maak je alleen in Italië mee.”
Henry Ford: Petje af!
Toen Henry Ford de eerste Alfa Romeo zag, nam hij uit respect zijn hoed af. Zo gaat het verhaal. Of het waar is? Het past in ieder geval naadloos in de roemruchte historie van het merk. Honderd jaar die zich niet laten vangen in een paar regels tekst. Toch een poging.
De 24 HP is de allereerste automobiel met de naam ALFA. Deze letters staan voor Anonima Lombarda Fabbrica Automobili; het bedrijf dat in 1910 in Portello in Milaan werd opgericht, hetzelfde jaar als waarin de 24 HP werd gelanceerd. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, koopt Nicolas Romeo de autofabriek op. Hij voegt zijn achternaam toe aan het merk, zodat in 1918 de naam Alfa Romeo ontstaat.
De modellen krijgen klinkende namen mee als Giulietta, Giulia, Bertone en Montreal. De resultaten zijn niet altijd even klinkend. Alfa Romeo staat een paar keer aan de rand van de afgrond, zeker na het experiment met het model Alfasud in 1971. Door gebruik van slecht plaatmateriaal verspeelt het merk binnen korte tijd een goede reputatie. Uit deze tijd stamt de kreet: ”Een Alfa roest al op de folder”.
Na de overname door Fiat Group in 1986 gaat het bergopwaarts met het merk. De welluidende modelnamen verdwijnen, nummers doen hun intrede: 33, 75, 166; stuk voor stuk auto’s voor de liefhebber. En die liefhebbers zijn er, zo blijkt uit de goede verkopen. Alfa Romeo telt vanaf dan weer mee in de verkoopstatistieken. Met dit succes lijken ook de mooie namen weer terug te keren. Want de onlangs gepresenteerde opvolger van de Alfa 147 heet… inderdaad, Giulietta. Zoals het hoort.
Sportieve gezinsauto tikkeltje onpraktisch
Hoewel Alfa Romeo bekendstaat om sportiviteit en design, maakt het merk sinds enkele decennia ook gewone gezinsauto’s. Een daarvan is de Alfa 159 Sportwagon.
In één zin samengevat is de 159 een fraai ogende, sportiefrijdende stationwagon met hier en daar een onpraktische eigenschap. Zo, die is eruit.
Er zullen weinig mensen zijn die de auto niet mooi vinden. Vooral de scherp aangesneden neus en de fraai geïntegreerde komlampen onderscheiden de 159 van zijn concurrenten. Waar Alfa Romeo tien jaar geleden nog steken liet vallen op het gebied van afwerking en gebruik van goede materialen, kunnen de Italianen nu bijna wedijveren met de Duitse auto’s. Hoogwaardig materiaal kan goed samengaan met een mooie vormgeving, zo blijkt in de cockpit.
Is het alles mooi en aardig? Nee. De aflopende daklijn eist zijn tol. Zo zitten personen met een lengte boven de 1,90 meter al snel met hun kruin tegen het dak. En de tildrempel van de stationwagon is bijzonder hoog. Lastig bij het inladen van bagage.
De testauto is voorzien van een nieuw ontwikkelde motor: de 1750 turbo benzinemotor. Ondanks een bescheiden inhoud –1750 cc– levert de krachtbron niet minder dan 200 pk en 320 Nm aan trekkracht. In de praktijk blijkt het een soepele motor die alleen onder de 1800 toeren wat futloos aanvoelt.
Overigens grijpt Alfa met deze motor terug op het verleden. In 1967 kwam de 1750 Berlina op de markt, een luxe sedan met dezelfde motorinhoud. Die kostte toen zo’n 20.000 euro, in een tijd dat een huis ongeveer hetzelfde deed.