Pers en politici
Politiek saai? Het is maar door welke bril je het bekijkt.
Politiek geldt –althans voor buitenstaanders– als uitermate saai. Toch kan het Haagse gebeuren wel degelijk spannend zijn, zowel in hoofdlijnen als in details. Mits er iemand is die de context schetst waarin al het gebakkelei plaatsheeft, en die dus voor de gewone burger de relevantie van alle schermutselingen of saaie debatten duidelijk maakt.Zo iemand is Elsevierredacteur Eric Vrijsen. In zijn onlangs gepresenteerde boek ”Wilt u niet aan mijn jasje trekken?” laat hij zien hoe de afgelopen dertig jaar –Vrijsen verscheen in 1981 voor het eerst aan het Binnenhof als redacteur van het Eindhovens Dagblad– het Nederlandse politieke bedrijf zich ontwikkelde. Hij zoomt daarbij in het bijzonder in op de verhouding tussen politiek en pers. Waarom handelen politici zoals ze handelen en waarom werken journalisten zoals ze werken?
De titel van het boek is ontleend aan een incident dat de auteur ooit zelf meemaakte. Een drom journalisten wachtte tijdens de formatie van 1981 de onderhandelaars op. Een radioverslaggever, in gesprek met PvdA-leider Den Uyl, zag uit zijn ooghoeken Lubbers voorbijlopen en greep hem bij zijn colbert om het risico te vermijden dat de CDA-voorman hem zou ontsnappen. „Wilt u niet aan mijn jasje trekken”, reageerde Lubbers verstoord. De journalist in kwestie verblikte noch verbloosde. Het voorval typeert de steeds brutalere wijze waarop de pers de achterliggende jaren met politici omging.
Dat een dergelijk boek, geschreven door een routinier, een meerwaarde heeft, toont bijvoorbeeld het hoofdstuk over VVD-leider Rutte. Vrijsen beschrijft hoe hij eind 2005 aan Rutte de vraag voorlegde of het niet wijs zou zijn te pogen Wilders terug te halen naar de VVD. De liberale voorman liet merken dat weleens te overwegen, maar wilde dat absoluut niet in de publiciteit hebben. Vrijsen –„Ik kon fantastisch nieuws maken als Elsevier dit bericht zou brengen”– voelde zich gebonden aan de vertrouwelijkheid van het gesprek en schreef, tot tevredenheid van Rutte, dat Wilders’ terugkeer in de VVD uitgesloten was.
Interessant is ook de analyse van de auteur dat de VVD het probleem-Wilders had kunnen voorkomen door hem in juni 2004 staatssecretaris van Sociale Zaken te maken. Het was in de tijd dat Nijs, eveneens VVD, zich onmogelijk maakte als staatssecretaris van Onderwijs door in Nieuwe Revu onhandige uitspraken te doen over haar werkrelatie met de minister van OCW, CDA-bewindsvrouw Van der Hoeven. De VVD loste het probleem op door Rutte van Sociale Zaken naar Onderwijs te halen en het wat saaie Kamerlid Van Hoof op SZW te zetten. Dom, oordeelt Vrijsen. Dit was dé kans geweest om Wilders in te kapselen.
Deze passage geeft meteen ook de zwakte van het boek van Vrijsen aan. De kracht is dat de auteur voortdurend interessante verbanden legt waar de lezer zelf niet zo snel op zou zijn gekomen. De zwakte is dat zijn duidingen soms wel erg gemakkelijk en grofmazig zijn. Het speculatieve gehalte is soms hoog. Een werkelijk bewijs voor de stelling dat Wilders op genoemde wijze in de tang gehouden had kunnen worden, blijft achterwege.
Iets vergelijkbaars geldt de bewering dat Defensieminister Van Middelkoop zijn politieke uitglijders alleen heeft overleefd doordat de andere coalitiepartijen CDA en PvdA het wel prettig vonden hem lang te laten bungelen omdat dat lekker schadelijk was voor de CU. Dat lijkt een wat al te simpele en zwartgallige benadering van de politieke werkelijkheid.
Maar dat alles neemt niet weg dat een lezer die voldoende kritisch vermogen heeft om de soms eenzijdig rechtse invalshoek van de auteur te onderkennen, in dit boek interessante achtergrondinformatie vindt om de ontwikkelingen in de politiek van de achterliggende decennia beter te kunnen duiden.
Wilt u niet aan mijn jasje trekken? Populisme en politieke pers, valkuilen en verkiezingstrucs, scoringsdrift en seksuele intimidatie, de grappen van Balkenende en de gezelligheid van Wilders, Eric Vrijsen; uitg. Balans, Amsterdam, 2010; ISBN 978 94 600 3242 4; 261 blz.; € 17,50.