Rondreis door het rampgebied
Titel:
”Echo’s van het water - Vijftig jaar februariramp 1953,” door J. J. B. Kuipers en C. Maas
Uitgeverij: gezamenlijke Zeeuwse boekhandels, 2002
ISBN 90 74576 36 2
Pagina’s: 71
Prijs: € 7,50. De meeste slachtoffers van de watersnood van 1953 vielen buiten Zeeland. Springvloed is iets anders dan springtij. Vlissingen, Texel en Tiengemeten worden in verslagen over de ramp soms nauwelijks genoemd. Ruim 140 kilometer dijk werd beschadigd zonder dat het tot een doorbraak kwam. Zomaar wat wetenswaardigheden uit het boekje dat twee Zeeuwse publicisten een halve eeuw na de vloed samenstelden voor ”De week van het Zeeuwse boek”.
”Echo’s van het water”, noemen J. J. B. Kuipers en C. Maas het bundeltje, dat nogal bijzonder is uitgevoerd: met een losse omslag. Na een kort chronologisch relaas volgt een boeiend reisverslag door het rampgebied, van het Zeeuws-Vlaamse gehucht Nummer Een tot het eiland Texel. Het gaat echter met name over Zeeland en een klein beetje over Brabant en Texel. Met uitzondering van Tiengemeten blijft Zuid-Holland buiten beschouwing.
„Kokende vloedgolven” bedolven Zuidwest-Nederland toen storm en springvloed gezamenlijk aanvielen. De verjaardag van kroonprinses Beatrix ging over in wat later bekend kwam te staan als de rampnacht. Meer dan 1800 mensen kwamen om. België betreurde 25 doden. In korte tijd werd 141.000 hectare land door het water verzwolgen, waarvan 4400 hectare langs de Schelde in België. Van de 49.000 getroffen huizen en boerderijen waren er meer dan 8000 onherstelbaar beschadigd.
Wat Kuipers en Maas vooral hebben gedaan, is zitten. Zitten op de dijk en kijken. Kijken over het water, over het land dat nu weer droog is. En opschrijven -soms niet vrij van krachttermen en basterdvloeken- wat ze zagen en dachten. Ze keken naar het sprekende standbeeld in Kruiningen, naar de coupure van Colijnsplaat waar het ”Houen, jongens” klonk, en naar de muraltmuurtjes op de dijk bij Wolphaartsdijk, het dorp waar de overgrootmoeder van auteur Maas in haar bedstee verdronk. Voorbijwandelende mensen bleken soms boordevol herinneringen.
Tussen hun eigen observaties en mijmeringen door citeren de twee Zeeuwen uit krantenverslagen en literatuur over de ramp. Soms verwerken ze daarbij eigen conclusies en meningen, zoals over de gedenkstenen en al wat verder aan de vloed herinnert: „Geen theatrale standbeeldkunst, zoals Amerikanen het zouden doen. Nee, Zierikzee houdt het sober en dat geldt eigenlijk voor alle vormen van openbare verslaglegging en herdenking in Zeeland.” Verderop is hun commentaar echter opeens heel anders: „Zo zwijgzaam als de autoriteiten waren over de belabberde en verwaarloosde toestand van de dijken voordat ze braken, zo brallerig wordt op al dit soort monumenten vermeld hoe de vermetele Hollander worstelde en weer boven kwam.”
Eén standbeeld moet er volgens de auteurs nog komen: voor het hondje dat de inwoners van Nummer Een wakker maakte en vervolgens zelf verdronk.
„Man-met-pet”
Sommige observaties van de schrijvers zijn zeer intrigerend. Bijvoorbeeld een grafopschrift in Goes: „Onbekende vrouw aangespoeld te Kattendijke, juni 1953.” Vier maanden na de ramp! Zou haar naam nooit bekend zijn geworden?
Meesterlijk is de beschrijving van de stormmannetjes van de Zuidbout. Hier, op de zuidpunt van Schouwen-Duiveland, brak de dijk. De golven overspoelden zowel Ouwer- als Nieuwerkerk. Bij elke storm staat de parkeerplaats bij de Zuidbout vol auto’s. In elke auto zit een gepensioneerde man-met-pet. „Ze komen het water zien. Als altijd bij een storm, zitten ze hier zomaar. Stil in hun auto. Kijken naar het water. Wat denken die mannen dan? (…) Stille, donkere gestalten in hun autootjes. (…) De Schelde buldert en spuugt geel schuim op de kant. En de mannen in de autootjes kijken maar naar het water. Er staan nu elf auto’s hier op deze parkeerplaats. En ze schudden zachtjes in de wind. Achter elke voorruit zie je een donker hoofd met een pet op. Niemand kijkt naar een ander. Ze kijken naar het water. Alle mannen kijken naar het water.”