Pakistan en mijn geweten
Overstromingen in Pakistan. De ramp van deze zomer die zich net zo traag voltrok als de Indus stroomt. Langzaamaan sijpelden de enorme gevolgen door in het wereldnieuws. Tot nu toe zijn ruim 17 miljoen mensen getroffen, zijn er circa 2000 doden geteld, werden 1,2 miljoen huizen verwoest. Naar schatting 800.000 getroffen Pakistanen zijn nog steeds onbereikbaar voor hulpverleners. Vervuild drinkwater en slechte hygiënische omstandigheden doen het ergste vrezen voor de overlevingskansen van vele kinderen. Het risico dreigt dat 3,5 miljoen kinderen ziek zullen worden door ondervoeding. De schaal en de omvang van deze ramp kennen hun weerga niet.
Ondanks dat deze catastrofe immens is, zijn er toch betrekkelijk veel Nederlanders die zeggen niets te zullen geven aan een inzamelingsactie voor de watersnoodramp in Pakistan. Daarvoor worden tal van redenen aangevoerd. Het land ligt niet alleen veel te ver weg, het heeft bovendien een corrupte regering die onder één hoedje speelt met de taliban. Daarnaast is het volgens nogal wat Nederlanders maar de vraag of het geld voor noodhulp wel bij de hulpbehoevenden terechtkomt. Ja, het is ook nog eens zo dat de Pakistaanse overheid haar geld liever uitgeeft aan peperdure kernkoppen dan aan solide dijken en dammen.
Dan is er nog het religieuze argument: de meeste inwoners van Pakistan zijn moslims die ons ‘christelijke’ westerlingen haten en daarom moeten islamieten maar helpen.
Anderen houden het dichter bij huis. Zij voeren aan dat wij Nederlanders nog steeds worstelen met de gevolgen van een economische crisis en ook moeten inleveren. Dus is er geen geld meer voor de zoveelste hulpactie. „Ieder jaar is er wel weer een ramp, ik kan wel aan de gang blijven”, zo klinkt de verontschuldigende verzuchting. Vervolgens komt de spreekwoordelijke klacht om de hoek dat er bij de hulporganisaties veel te veel geld aan de strijkstok blijft hangen. Zie bijvoorbeeld de hoge salarissen van de heren en dames directeuren. Bovendien heeft Giro 555 nog heel veel geld over van eerdere inzamelingsacties voor de tsunami in Azië en voor de aardbeving in Haïti. Laat ze dat eerst maar eens gaan uitgeven. Helemaal bot was de opmerking: „Sorry, ik hoef mijn geweten niet af te kopen.”
Eerlijk gezegd ben ik licht verbaasd om de creativiteit van mensen om een ‘redelijk’ klinkend argument te noemen voor hun weigering om iets te geven voor een medemens in nood. Op de keper beschouwd is die moeite niet eens nodig om te doorzien dat voor veel mensen het hemd nader is dan de rok. De serie argumenten logenstraft ook de moderne idee dat naarmate de mens meer onderwijs, meer kennis en meer welvaart heeft, hij zich niet langer laat leiden door de gedachte van ”eigen volk eerst” of ”eigen belang eerst”. Het verlichtingsconcept van de universele broederschap blijkt voor de zoveelste keer theorie, geen realiteit te zijn. De Bijbelse gedachte dat de mens van huis uit geneigd is om zijn naaste categorisch op het tweede plan te schuiven, blijkt daarentegen volledig waar te zijn.
Waarom dan wel geven? In de eerste plaats omdat er talloze Pakistanen in nood zijn. Hun huis ligt in puin, ze zijn verstoken van drinkwater, voedsel, onderdak, kleding en medische zorg. Zij hebben acute hulp nodig om te overleven. Ook al heeft de regering van het land boter op het hoofd, aan onderzoek naar de oorzaken van deze ramp heeft de getroffen bevolking op dit moment niets. Dat komt later aan de orde.
In de tweede plaats omdat wij in een zeer welvarend land leven. Onze overvloed stelt ons niet alleen prima in staat om te helpen, maar maakt ons ook (mede)verantwoordelijk voor het verstrekken van hulp.
In de derde plaats omwille van uw geweten. Niet om dit af te kopen –hopelijk is uw geweten niet zodanig afgestompt– maar om de stem van uw geweten te volgen. Als het goed is, is uw geweten gevormd door Bijbelse, christelijke waarden. Niet door frasen zoals ”ben ik mijns broeders hoeder” of ”eigen schuld dikke bult” of ”moslims moeten maar die moslims helpen”. Wel door „wie spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en wie in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien. Een ieder doe, gelijk hij in zijn hart, voorneemt; niet uit droefheid, of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedige gever lief.”
Ten slotte nog dit. In 1953 werd in Pakistan aandacht gevraagd voor de watersnoodramp in Zuidwest-Nederland. Destijds schonk het land 2000 kilo thee aan Nederland. Voor Pakistanen was Nederland indertijd veel verder weg dan Pakistan voor Nederlanders nu.
De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl