Economie

Inkomenspolitiek: De val van Robin Hood

Boetes, zorgpremies, de kinderbijslag. De overeenkomst in dat rijtje? Volgens Den Haag kunnen ze alle inkomensafhankelijk worden gemaakt. Of dat ook slim is, valt echter te bezien. „Je haalt er meer mee overhoop dan vaak wordt beseft.”

Marcel ten Broeke
22 April 2010 13:45Gewijzigd op 14 November 2020 10:24
De term armoedeval houdt in dat het voor huishoudens met een laag inkomen of een uitkering vaak niet of veel te weinig loont om hun inkomenssituatie te verbeteren. - Foto RD
De term armoedeval houdt in dat het voor huishoudens met een laag inkomen of een uitkering vaak niet of veel te weinig loont om hun inkomenssituatie te verbeteren. - Foto RD

De broekriem van de staat moet aangehaald. En als het even kan meteen maar flink wat gaatjes. Bezuinigd moet er worden de komende jaren: tot maar liefst 18 miljard euro in 2015, zo adviseerde de Studiegroep Begrotingsruimte het inmiddels demissionaire kabinet onlangs. Alleen op die manier kan het huishoudboekje van de staat de komende decennia ongeschonden doorstaan.Politieke partijen sloegen in de achterliggende maanden daarom druk aan het rekenen. Tal van taboes werden daarbij geslecht, zoals die op de hypotheekrenteaftrek, de AOW-leeftijd en onderwijs- en zorguitgaven.

Opvallend is ook dat veel partijen ideeën lanceren om bestaande regelingen meer inkomensafhankelijk te maken. Dat varieert van inkomensafhankelijke premies (SP, PvdA, GroenLinks) en eigen bijdragen (PvdA, ChristenUnie, D66) in de zorg, tot het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag (Partij voor de Dieren) en zelfs van verkeersboetes (CU).

Leidende gedachte bij dit alles: wie meer verdient kan best iets extra’s bijdragen of wat subsidie missen om de opeengestapelde last van de financiële crisis, jarenlang potverteren en de naderende vergrijzing te financieren. Sterke schouders kunnen zware lasten immers gemakkelijker torsen?

Dat klinkt allemaal uiterst nobel. En dat zou het in de realiteit van alledag ook daadwerkelijk zijn, ware het niet dat inkomensafhankelijke regelingen de sterke neiging hebben juist teniet te doen wat ze beogen, zegt Maarten Allers, directeur van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (Coelo) van de Rijksuniversiteit Groningen. „Met het optuigen van inkomensafhankelijke regelingen maak je burgers meer afhankelijk van bijvoorbeeld een uitkering. Het kan hen weerhouden van een poging om op eigen benen te gaan staan.”

Toch begrijpt Allers de neiging van politici in Den Haag om bij het huidige imposante bezuinigingsvraagstuk dit soort wegen te bewandelen. „Het is op zichzelf logisch. Als je wilt bezuinigen, ga je zoeken of er groepen mensen zijn die je niet langer geld wilt geven omdat ze toch genoeg verdienen. Bij veel regelingen, zoals de AOW en de kinderbijslag, krijgt iedereen nu evenveel. Als je miljonair bent, merk je nauwelijks wat van de bijschrijving daarvan op je giro. Maar voor wie afhankelijk is van een uitkering, zijn deze bijdragen vaak onmisbaar.”

Op die manier valt er volgens de econoom best wat geld bijeen te harken. „Zeker wanneer je de inkomensgrenzen relatief laag legt. Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen alleen miljonairs van toelagen uit te sluiten. Maar dat levert weinig op: daar zijn er namelijk niet zo gek veel van.”

De bepleiters van meer inkomensafhankelijkheid trappen volgens Allers echter in een val die onder economen bekendstaat als de ”poverty trap”, ofwel: de armoedeval. „Werk moet lonen, maar dat doet het nu lang niet altijd. Omdat een stijging van het inkomen het recht kan beperken op toeslagen of andere vormen van inkomenssteun, wordt de keuze om bijvoorbeeld vanuit een uitkeringssituatie weer aan de slag te gaan financieel fors minder aantrekkelijk gemaakt.”

Ook werkenden met een relatief laag inkomen hebben met deze ‘val van Robin Hood’ te maken. Allers: „Voor hen loont het vaak niet of nauwelijks om door extra inspanning te proberen meer geld te verdienen. Waarom zou je jezelf überhaupt nog willen verbeteren, als je maar een klein deel van de winst in eigen zak mag steken en de rest richting de staat gaat?”

Samen met emeritus hoogleraar en oud-PvdA-Kamerlid Flip de Kam becijferde Allers onlangs de omvang van de armoedeval. Die blijkt, ondanks diverse pogingen van kabinetten om hem tegen te gaan, nog onverminderd groot.

Gemiddeld genomen is het tussen de 105 en de 115 procent van het minimumloon financieel volstrekt niet interessant om (meer uren) te gaan werken. Voor paren –met of zonder kinderen– is de val zelfs nog pregnanter: vanuit een uitkeringssituatie is voor hen een inkomen van ten minste 70 procent boven het minimumloon nodig om er in koopkracht 20 procent op vooruit te gaan.

De bestaande waaier aan inkomensafhankelijke regelingen nog verder vergroten, lijkt de Groningse economen daarom niet verstandig. „Je haalt er veel meer mee overhoop dan vaak wordt beseft.” De overheid zou op dit terrein daarom „een zekere nederigheid” moeten betrachten, vindt Allers. „Het is een illusie dat je als staat tot ver achter de komma kunt regelen hoe in een land dingen gebeuren. Zo werkt het niet.”

Hoogleraar overheidsfinanciën (Universiteit Rotterdam) Bas Jacobs erkent dat inkomensafhankelijke regelingen een negatief effect hebben op de arbeidsmarkt. Maar dit kan ook moeilijk anders, benadrukt hij. „De armoedeval is er het onvermijdelijke gevolg van dat je als samenleving armeren wilt ondersteunen. Maatschappelijke schade door minder prikkels in de arbeidsmarkt is dan onontkoombaar. De enige manier om de armoedeval te voorkomen is niet aan armoedebestrijding te doen.”

Jacobs wil er echter voor waken dat wetenschappers waardeoordelen gaan vellen over de vraag of het verstandig is om bestaande inkomensverschillen te verkleinen. „Dat is een puur politieke keuze waarover economen niets, maar dan ook écht helemaal niets te zeggen hebben. Links zal doorgaans bereid zijn om meer schade voor lief te nemen dan rechtser georiënteerde partijen.”

Wel is Jacobs kritisch over de wijze waarop we nu herverdelen in Nederland. De maatschappelijke kosten daarvan zijn volgens de hoogleraar namelijk veel hoger dan nodig. „De kunst is dus om met iedere politieke euro die we besteden aan armoedebestrijding méér inkomensgelijkheid te kopen. Dat maakt het mogelijk om ofwel minder schade in de arbeidsmarkt aan te richten zonder te beknibbelen op het armoedebeleid, of tegen dezelfde dosis welvaartsverlies zelfs méér te doen voor armen. Dát moet zowel links als rechts aanspreken”

Als voorbeeld wijst Jacobs op het minimumloon. „Dat verhoogt het salaris van de laagstbetaalden. Het gevolg ervan is echter wel dat deze mensen vervolgens meer kans maken om werkloos te raken omdat ze minder productief zijn dan je op basis van hun salaris zou mogen verwachten. Zo’n minimumloon lijkt dus wel enorm sociaal, maar bedenk goed dat het welvaartsverlies juist gedragen wordt door die groepen die je probeert te helpen.”

Beter is het daarom, stelt Jacobs, om het minimumloon juist te verlagen, zodat lager betaalden aantrekkelijker worden op de arbeidsmarkt. „Vervolgens moet je als staat natuurlijk wel de eventuele negatieve inkomenseffecten compenseren. Maar dat betaalt zichzelf uiteindelijk terug omdat hierdoor meer mensen aan de slag gaan en je bespaart op uitkeringen.”

Ook Allers ziet mogelijkheden om de armoedeval te verkleinen en tegelijkertijd geld te besparen. Volgens de econoom kan dat door als staat minder geld uit te geven „aan cadeautjes die niet nodig zijn zoals de hypotheekrenteaftrek. Schaf die af en verlaag tegelijkertijd de inkomstenbelasting. Daarmee zorg je ervoor dat werken méér gaat lonen in plaats van minder.”

Dat is hard nodig, meent hij. Want hoewel we nu te maken hebben met een oplopende werkloosheid, is straks „iedereen gewenst” op de arbeidsmarkt. „Over een paar jaar al. Dat gaat echt heel snel.”

De armoedeval in zijn geheel elimineren, dat ziet ook Allers echter niet gebeuren. „Tenminste, zolang je als overheid armoedebeleid wilt bedrijven.” De taak voor de staat is volgens hem wel om voortdurend een balans te blijven zoeken. „Bescherm de zwakkeren, maar doe dat vervolgens ook weer niet zó extreem dat ze hierdoor vast blijven zitten in uitzichtloze situaties.”


Armoedeval

De term armoedeval houdt in dat het voor huishoudens met een laag inkomen of een uitkering vaak niet of veel te weinig loont om hun inkomenssituatie te verbeteren. Dit wordt met name veroorzaakt doordat landelijke regelingen zoals zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget inkomensafhankelijk zijn. Hier bovenop komen vaak nog allerlei plaatselijke inkomensafhankelijke regelingen, zoals kwijtschelding van gemeentelijke en waterschapslasten, bijdragen in de schoolkosten, kortingspassen en bijzondere bijstand. Wie meer gaat verdienen, loopt het risico al die extraatjes te verliezen.

De armoedeval is het meest problematisch voor paren zonder kinderen. Alleenstaanden hebben de minste kans in de armoedeval verstrikt te zitten omdat er voor hen minder inkomensafhankelijke regelingen bestaan.

Ter illustratie van de armoedeval nemen we een werknemer met een belastbaar jaarsalaris van 27.000 euro die door overwerk, promotie, het volgen van een opleiding of het veranderen van baan 5000 euro meer kan gaan verdienen. Het betreft een kostwinner met twee jonge kinderen die maandelijks 490 euro aan huur betaalt.

Deze modale werknemer gaat 2.244 euro meer aan inkomensheffing betalen, en verliest bovendien recht op 1.608 euro aan huurtoeslag, 240 euro aan zorgtoeslag en 240 euro aan kindgebonden budget.

Het verlies door de inkomensheffing en de korting op de drie landelijke inkomensafhankelijke toeslagen bedraagt al met al 4.332 euro. Netto blijft dus maar 664 euro aan ‘winst’ over. Anders gezegd: de totale (marginale) belastingdruk bedraagt 87 procent. Dat is bijna het dubbele van het toptarief van 52 procent in de inkomstenbelasting dat van toepassing is op wat burgers méér verdienen dan 55.000 euro per jaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer