„Islam dwingt tot nadenken over kern geloof”
Al ruim twee jaar bezet prof. dr. B. J. G. Reitsma de bijzondere leerstoel ”De kerk in de context van de islam” aan de Vrije Universiteit in Amsterdam met veel plezier. Zondag wordt hij bevestigd als predikant met een bijzondere opdracht in de Protestantse Kerk.
Zo krijgt zijn werk ook „ambtelijke inkadering.” „De islam is voor alle christenen een geestelijke uitdaging”, zegt de hoogleraar, die behalve bijzonder hoogleraar aan de VU ook docent missiologie aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) is.Hij is blij met zijn aanstaande bevestiging, in de hervormde gemeente te Ermelo. „De Protestantse Kerk in Nederland geeft hiermee aan dat het onderzoek dat ik doe en het onderwijs dat ik geef ook ten dienste van de kerk is. Het wordt nu meer mijn roeping om kennis over de islam ook voor de kerk vruchtbaar te maken.”
In zijn onderzoek en onderwijs wil hij blijven onderstrepen dat de islam een „geestelijke uitdaging” is. „Veel mensen worden bang of onzeker van de islam. Maar we worden juist gedwongen opnieuw na te denken over wat we ten diepste geloven, om terug te gaan naar het hart van ons geloof, naar de verworteling in Christus. Als onze boom geplant is aan waterstromen, zijn we door de islam niet zomaar uit het veld geslagen.”
Waarin verschilt die uitdaging om terug te gaan naar de kern met die van bijvoorbeeld het atheïsme of oosterse godsdiensten? „In de eerste plaats daagt de islam ons meer uit omdat het een monotheïstische godsdienst is. Daardoor komt de vraag naar het hart van het christelijk geloof, namelijk de belijdenis van Wie God in Christus is, veel nadrukkelijker op ons af dan bij de oosterse godsdiensten. Dat is het wat christenen onzeker maakt.”
Een tweede uitdaging is dat de islam een zeer duidelijke maatschappijvisie heeft, aldus de bijzonder hoogleraar. „Hoewel er ook in de westerse islam wordt gezocht naar de betekenis van het geloof in een moderne maatschappij, zijn politiek en religie er nog altijd sterk aan elkaar gekoppeld. Dat biedt westerse christenen een spiegel. De islam plaatst heel de menselijke werkelijkheid onder de goddelijke werkelijkheid. Alles „valt onder God.” Wij als westerse christenen zijn dat –generaliserend gesproken– misschien wel kwijtgeraakt.”
Godsdienst is voor westerse christenen misschien vooral een privékwestie geworden, denkt prof. Reitsma. „En in hoeverre zijn we buiten die privésfeer wereldgelijkvormig geworden? We maken zelf zozeer deel uit van het seculiere en materialistische Westen dat de bedreiging daarvan ons haast niet meer opvalt. Maar de islam vraagt steeds met grote stelligheid en zelfbewustzijn om aandacht.”
Volgens prof. Reitsma is het voor christenen zaak „het goede te blijven voorhebben” met moslims. „Het is geen christelijk principe om te zorgen dat er voor moslims geen ruimte is om hun geloof te beleven. We moeten in het spoor van Jezus gaan en kijken of we moslims vanuit Zijn liefde kunnen bereiken. Hen liefhebben hoewel ze anders zijn, staat hoger dan koste wat het kost de maatschappij houden zoals deze altijd is geweest. Het gevaar dat de islam ook is, ontloop je echt niet door halalvlees buiten de deur te houden.”
In zijn lesprogramma staat de zondag te bevestigen hoogleraar daarom stil bij Lukas 9:51-56. „Toen de Samaritanen Jezus niet wilden ontvangen, vroegen de discipelen Jezus of Hij wilde dat ze om vuur uit de hemel baden. Maar Jezus bestraft hen, want, zegt Hij, „De Zoon des mensen is niet gekomen om te verderven, maar om te behouden.””