„Meer hulp alleen kwestie van politieke wil”
Politieke partijen die in het verkiezingsprogramma pleiten voor bezuinigingen op ontwikkelingshulp, vinden op dit punt de EU niet aan hun kant. Eurocommissaris Andris Piebalgs hamert er juist op dat de ambities op dit terrein niet mogen worden afgezwakt.
Hij presenteerde woensdag in Brussel een actieplan gericht op het realiseren van de zogenoemde millenniumdoelstellingen. In dat kader moet in 2015 het niveau van de overdrachten vanuit de oude EU-lidstaten aan de arme delen van de wereld 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen (bni) bedragen. Piebalgs, afkomstig uit Letland, vraagt de regeringen om ondanks de recessie en de begrotingsproblemen de draad weer op te nemen met meer en betere steun.Honger en armoede met de helft verminderen, basisonderwijs voor iedereen, terugdringen van kindersterfte met driekwart en van moedersterfte bij de bevalling met twee derde en een halt toeroepen aan de verspreiding van aids en malaria. Dat zijn enkele van de doelen die de politieke leiders van 189 landen in 2000 op een VN-conferentie ondertekenden. „Een mijlpaal in de geschiedenis”, zoals Piebalgs het woensdag aanduidde.
Er zijn nog vijf jaar te gaan om ze te verwezenlijken. Of het lukt, is zeer de vraag. Er wordt weliswaar vooruitgang geboekt, maar de kindersterfte bijvoorbeeld is pas gedaald met 28 procent en er leven nog 1,4 miljard mensen in extreme armoede. In september vindt in New York een internationale vergadering plaats om de stand van zaken te bespreken. De EU wil graag vooroplopen en zich daar onderscheiden als een belangrijke speler, met een sterk gemeenschappelijk standpunt. De regeringsaanvoerders zullen dat op hun top in juni voorbereiden.
In het voorbije decennium heeft de Unie als geheel de beschikbare financiële ruimte op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking verdubbeld. „We mogen onszelf best een schouderklopje geven. We zijn met flinke voorsprong de grootste donor”, aldus Piebalgs. Europa levert mondiaal een aandeel van rond 60 procent. Hij voegt daaraan toe: „Andere partijen moeten dus de pas versnellen, al betekent dat niet dat ons continent dat niet hoeft te doen.” Ook hier gaapt nog een kloof tussen beloften en daden. Voorlopig zijn we bij lange na niet bij de 0,7 procent. „Meer doen en dat zo spoedig mogelijk”, maant Piebalgs.
In 2009 bleven de gezamenlijke uitgaven steken bij 49 miljard euro. Dat stemde overeen met 0,42 procent van het bni. De invloed van de economische crisis was merkbaar. Het betekende namelijk een lichte daling ten opzichte van de geldstroom in het jaar ervoor. Voor 2010 voorziet Brussel een stijging tot 55,2 miljard, wat correspondeert met 0,46 procent. Maar volgens het oorspronkelijke schema zouden we al op 0,56 procent dienen te zitten. Er is dus sprake van een fikse achterstand.
Om straks de 0,7 procent te halen, moet er elk jaar 9 miljard euro bij, rekende Piebalgs voor. „Een enorme inspanning, maar als ik het afzet tegen de omvang van de nationale begrotingen stelt het niet zo veel voor”, vindt hij. „Het is alleen een kwestie van politieke wil. Het gaat om onze geloofwaardigheid. Het is niet iets onmogelijks.”
De verschillen in prestaties binnen de EU zijn fors. Vijf landen in de wereld, allemaal uit Europa, scoren nu reeds hoger dan de VN-norm. Vier ervan maken deel uit van de Unie. Zweden spant de kroon met 1,12 procent, gevolgd door Luxemburg (1,01 procent), Denemarken (0,88 procent) en Nederland (0,82 procent). Tot de top vijf behoort verder Noorwegen.
Onder de grote lidstaten komt Italië niet verder dan een bedroevende 0,16 procent. Duitsland noteert 0,35 procent, Frankrijk en Spanje 0,46 procent en het Verenigd Koninkrijk 0,52 procent. België, met momenteel 0,55 procent, is het enige land dat de doelstelling van 0,7 heeft verankerd in de wet en ze daarmee een bindend karakter heeft gegeven. Groot-Brittannië overweegt eveneens die stap te zetten. Voor de lidstaten die sinds 2004 zijn toegetreden geldt een streefcijfer voor 2015 van 0,33 procent. Alleen Cyprus en Malta liggen op koers om dat te realiseren.
Een belangrijk punt in het actieplan van de Europese Commissie betreft het verbeteren van de doeltreffendheid van de steunverlening door een hechtere coördinatie van de programma’s. Op die manier kan qua kwaliteit hetzelfde niveau worden geboden met een jaarlijkse besparing van 3 tot 6 miljard euro.
Als voorbeeld van hoe het wel moet, verwijst de EU-commissaris van Ontwikkelingssamenwerking naar de hulp voor Haïti. Europa als geheel heeft die natie 1,2 miljard euro toegezegd. Frankrijk en Spanje zijn de voornaamste geldschieters.
Een goede onderlinge afstemming behoedt voor overlappingen. De EU draagt de verantwoordelijkheid voor alle aspecten op het vlak van bestuur, de infrastructuur en het milieu, terwijl afzonderlijke landen hun aandacht richten op de sociale sector, het onderwijs en de volksgezondheid.