Mededogen met weeskinderen in Irak
Weeskinderen zijn altijd het kind van de rekening. Elke oorlog brengt wezen voort. De oorlog in het Midden-Oosten zal daarop geen uitzondering zijn. Benjamin Jahola, ooit hoogleraar in de Irakese stad Mosul, maar nu voorzien van de Nederlandse nationaliteit, trekt zich hun lot aan. Stichting ”De Herder” ziet deze dagen het licht.
Jahola en zijn gezin vluchtten jaren geleden uit Irak. De grond werd hen te heet onder de voeten. De hoogleraar aan de universiteit van Mosul (het bijbelse Ninevé) woont nu in Nijkerk. Na jaren touwtrekken hebben ze het bewijs van Nederlanderschap verworven. Benjamin, een Aramees-katholiek christen, is nu docent aan een middelbare school.
Deze Irakezen in Nederland volgen het laatste nieuws uit Irak op de voet. De familie van Benjamin en zijn vrouw Yvonne woont vooral in Bagdad en Mosul. Een recent artikel in het Reformatorisch Dagblad over kinderen in Irak die lijden onder de sancties van de VN, zette hen aan het denken. „Uit het artikel bleek dat vooral wezen in Irak het kind van de rekening zijn”, zegt Jahola.
Enkele maanden geleden al nam het aantal weeskinderen dramatisch toe. In Bagdad alleen al is sinds kort het aantal weeshuizen verdubbeld, van twee naar vier. Soms laten ouders, vaak ook weduwen, hun kinderen wegens geldgebrek aan hun lot over.
De Nijkerker ging met zijn plannen te rade bij de hervormde predikanten M. Baan en A. Jonker, bij wie hij regelmatig kerkt. Zij waren bereid, als Jahola’s initiatief tot een stichting uit zou groeien, zitting te nemen in een comité van aanbeveling. Ook maakt een collega-docent van Benjamin, Joost Mink, deel uit van het bestuur. Een juridisch adviseur, afkomstig uit de wereld van de accountancy, staat Jahola met raad en daad terzijde.
De adviseur, aldus Benjamin, benadrukte dat een stichting die zijn werkterrein vindt in een ver land als Irak de hulpverlening stapje voor stapje moet opbouwen: „Natuurlijk zijn er contacten via mijn familie en vrienden, maar er komt pas echt duidelijkheid over de mogelijkheden zodra de oorlog voorbij is.”
Stichting De Herder wil weeskinderen in Irak de helpende hand bieden. De meest voor de hand liggende manier is om te beginnen financiële steun te geven aan pleegouders. Met name in christelijke gezinnen is er de bereidheid om pleegkinderen op te vangen.
De stichting denkt dat voor ongeveer 20 euro per maand iemand een pleegkind financieel kan adopteren. „Daarvan kan het pleeggezin eten kopen, drinken en kleding. Tot nu toe zijn de weeskinderen veelal aan hun lot overgelaten. Ze proberen de kost te verdienen met bedelen, schoenpoetsen of het zemen van autoruiten.”
De stichting vindt het opzetten van een eigen weeshuis een te grote eerste stap. „Als het initiatief landelijk zou aanslaan, is dat in de toekomst wellicht een mogelijkheid. We willen vanzelfsprekend eerst bekijken hoe we het geld verantwoord kunnen overmaken. Dat gaan we nu doen via familieleden en betrouwbare vrienden. Daarna zal dat zo snel mogelijk via een goed te controleren route moeten gebeuren. Het bestuur wil het terrein grondig verkennen en de voetangels en klemmen helder benoemen. Geld van donateurs dient verantwoord besteed te worden.”
Via een maandelijkse donatie wordt men ’herder’ van een Irakees weeskind. De eerste herders hebben zich al aangemeld. „Het geeft de stichting moed om de vleugels uit te slaan.”
Veel Irakezen leven onder de armoedegrens, weet Jahola. „Sinds 1990, toen Irak dankzij de oliereserves nog een welvarende natie was, is de levensstandaard drastisch gedaald. Het gemiddelde maandsalaris daalde van 500 naar enkele tientallen euro’s per maand. De kindersterfte is ontzettend groot.”
Irakezen in Nederland helpen al langer familieleden in Irak. Vooral familieleden van vluchtelingen hebben het altijd moeilijk gehad. Vluchtelingen beschouwen het daarom als morele verplichting hun familie te helpen.
Voor de stichting betekent het dat men eerst in Mosul aan de slag wil. Pas als dat allemaal op de rails staat en de situatie dat toelaat, wil het bestuur op wat langere termijn verder rondkijken in Irak.
Het is volgens Benjamin schrijnend hoeveel weeskinderen er op straat zwerven. De voormalig hoogleraar maakt een klein rekensommetje: „Irak is geteisterd door verschillende oorlogen. Van 1980 tot 1988 vocht het land tegen Iran. Daarbij werden rond de 400.000 mensen gedood en driekwart miljoen gewond. In de Golfoorlog in 1991 lieten tienduizenden slachtoffers het leven. Daardoor werd het aantal weeskinderen steeds groter.”
De opvang van weeskinderen is in Irak niet echt goed geregeld. „In nogal wat gevallen vallen zulke kinderen tussen wal en schip.”
De identiteit van de stichting wordt mede duidelijk door het comité van aanbeveling. Toch zet men in als neutrale hulpverleningsorganisatie, die zowel wezen uit christelijk als uit islamitisch milieu wil helpen. „We hopen dat de oorlog snel voorbij is. Dan kunnen we onze activiteiten verder uitbouwen.”